Afdeel Ranonkel met omg^oogen Kelken, gefléuf.
XIV. de Bloemfleelen, een opflaande veelbloemige
Hoofd* ' Steng enfamengefielde Bladen.
STOK.
JUkI 'cu- Wegens bdaren Wortel, die naar een Knol*
f ut™ ht' ]etje gelykt , voert deeze te regt den bynaam.
Knoiwoi-Men noemtze in de Nederlanden Si Anthonis
teige’ Raapje, misfchien wegens de fcherpte en brandende
hoedanigheid van deezen Wortel, die als
een Schroeiend Middel gebruikt kan worden ,
om Gezwellen te openen ; zynde fomtyds op
Peftbuilen gelegd geweest. Aan haare lang geb
e k te , ruige, driekwabbige Bladen is deeze Plant
kenbaar. Haar Steng bereikt ongevaar een Voet
hoogte en draagt fchoone Saffraankleurige Bloemen,
die in de Tuinen dikwils dubbeld voor*
komen. De Natuurlyke Groeiplaats is in Vel*
den en Weiden, door ons geheele Wereldsdeel*
Hier komt zy veel aan den Ysfel voor. In
Switzerland , zegt de Heer HA l l ë r , is zy
gemeen in de Tuinen , Velden en aan de Wegen
: niet minder by Weenen en op de Eiland*
landjes in den Donau-Stroom; als ook op Vel*
den en Heuvelen in Karniolie.
(a<5)
(i$ ) kanimeülas Calycibus rettoflexis, Pèdunc. fulcatis &e
Go r t . Belg. 156. hall. Helv. 323. Kram. Auflr. 160. Gouap*
Momp. 266 Gm . Prov. 385. Pl. Suec. 495, 504. Ran.
Radice fiftiplici giobofa. H. Qifl. 230. R. Lugdb. 49r. Ran.
trat »ad. verticillï modo rotundä. C. B. Pin. 179. Ran.
Rulbofas. Fl. Lapp. Up, Lob, Ie, 667. Ran. tuberofus. Dóói
Prnpt. 431.
{ 26) Rahonkel met uitgebreide Kelken, ge- IV.
Jleufde Bloemfleelen, voortloopende Ranken^r£ ^ Lt
en famengefielde Bladen. Hoofdstuk.
Voor ’t overige komt deeze, buiten ’t verfchil xxvi.
der Wortelen, die zy Vezelig heeft, in G e f t a l - ^ “; ; “*
te met de voorgaande overeen. Niets gemeener aocerbioe-
vïndt men by ons in vette Grasweiden dan dit
Onkruid, ft welk men ’er om die reden, én wegens
de Kleur, Boterbloemen tytelt. Dat D o-
d o né us ze'onder de Tuin.-Ranonkelen telt,
is , om datze ’er dikwils als een Onkruid groei-
jen en wégens de voortloopende Ranken gehaat
zyn (*). Geen fcherpte beeft in het Kruid plaats
dat, als een dienftige Stooving tot Aambeijen door
C h o m e l opgegeven wordt. Somtyds vindt
menze met dubbelde Bloemen. Door geheel
Europa is dit Onkruid , op gezegde plaatfen ,
gemeen en groeit ook aan de Kaap der Goede
Hope, volgens den Heer B ö k m a s n d s ,
C *7)
(26) Ranunculus Calycibus patulis &c Gort. Belg, rss.
GOUAN Monsp. ±65. GER. Prov. KRAM. Auflr. &C. &c. Rin.
Prat. repens hirfutus. G. B. Pin. 179; Fl. Lapp. 230. Ra-
niincuius hortenfis primus. Dos. Pempt. 413. Ran. Prat. &
H o i ten f is r e p e n t e C a u l i c u lo . L o b . Ie. 6 5 4 .
(*) De Heer H a l l e r zegt , dat de Steng van dit Kruid,
langs den Grond kruipende, daarin Wortel fchiet. 't Is waar,
doch dan zyn zy niet meer Stengen, maar Ranken; dewyl
het nog andere Stengen heeft, van omtrent een Voet hoog ,
zig tusichen ’t Gras verheffende. Hierom hadt LINNSUS ook
diar van gezegd Sar ment is , thans Stoltmibus reptantibus.
Q