IV.
'Afd e e l . xv.
H oofds
t u k .
Scbuilzaa-
III.
Eu pbrafia
tricuspi-
iata.
D r ie p u n t ig .
IV.
Odontites.
Tandig.
V.
Lutea.
Ceel.
4$6 T weemagtige Kruiden.
len hebbende, die als Aairen maaken, met de
Bovenlip opftaaride, de Onderlip in drieën verdeeld,
wit met paarfcheen geele Stippen; waar
op een langwerpige Vrugt vo lg t, die in twee
Hokjes veele kleine witte Zaadjes bevat. Zo
wordt dit Kruidje befchreeven, dat ook voorkomt
met witte en met Bloemen die paarfchach-
tig blaauw zyn , o f ten deele w i t , ten deele
paarfcb,
( 3 ) Oogen troeft met Liniaale driepuntige
Bladen.
• ( 4 ) Oogentrooft met Liniaale Bladen, die
allen Zaagtandig zyn.
( 5) Oogentroost met Liniaale Zaagtandige Bladen}
de boyenfien ejfenrandig.
Van deeze drie groeit de eerfte in Italië, zo
wel als de laatfte, die ook in de Zuidelyke deelen
(i) Euplrefia F o l . L in e a r ib u s t r ic u s p id a t is . P l u k . Alm.
1 4 a . T . 1 7 7 . f. I . Z A N O N 1 Hifi. I l o . T . 7 6 .
( 4 ) Euphrafia F o l . L in e a r ib u s om n ib u s f e n a r i s . GORT»
Belg. 175. Tl. Suf f . J 1 7 . G Ó ü a n Momp. 2 9 7 . R . Lugdb. 2 9 9 .
E u p h r a f ia P r a te n fis ru b ra . C . IS. Pin. 2 3 4 . E u p h r a f ia altera-.
D o d . Tempt. 5 5 , ß. E u p h ta f ia f y l v . m a jo r p u rp u r e a la t ifo lx a .
C o l . Ecphr. I . T. p . * 0 1 . f . 1 . P e d ic u la r is ie r o t in a p u r p .
F lo r e . T o u r NF. Inß. 17z.
(s) Euphraßa F o l . L in e a r ib u s fe r r a tis &c. L eys. Hal. * 4 3 .
E u p h ta f ia P ra ten fis lu t e a . C . B . Pin. 2 3 4 . E u p h ta f ia iu t e a
m o n ta n a a n g u f t i f o l i a m a jo r a lte r a . C o l . Ecphr. I . p , 204»
T . 2 0 3 . P e d i c u la r is f e r o t in a lu t e a . T o u r n f . Inß. 1 7 2 ,
P i d y n a m i r ; 4 S?
le van Vrankryk en elders voorkomt *, maar
de middelfte is overal, zo wel als in onze Ne-
derlanden, vry gemeen. Men vindtzeovervloe- xv.
dig op vogtige Zandgronden, aan de Wegen en ^ ofd-
kanten der Koornlanden, by Haarlem, Alkmaar, ^ ^
Utrecht, Zwoll, in Gelderland, enz. Hiervanjptrmïa,
maakte Dxl le n ius zyn Geilagt van Odontites
s in navolging van R iv inus , die ook het
Geele Oogentroost daar toe betrokken hadt :
niet wegens de Getandheid der Bladen, maar
om dat fommïgen dit Kruid oordeelen het Odontites
van P u K t o s , dus wegens de Genee-
zing van de Tandpyn genaamd, te zyn. Het
heeft paarfche Bloemen, welke, zo wel als die
van het Geele, meer naar de Bloemen van het
Luiskraid gelyken , wegens de Bovenlip: des
ook T o u r n e f o u t deeze beide Soorten tot
dat Geilagt betrokken hadt.
(6) Oogentroost met Liniaale Bladen, die al» vr.
len ejfenrandig zyn, en gladde Kelken.
V la ic h *
(7) Oogentroost met Liniaale Bladen en Ly-k>hdig.
merig-Jlekelige Kelken. vul*/*,
Dee-Lymcrifi'
( S ) Euphrafia F o l . L in e a r ib u s om n ib u s in t e g e r r im is , C a l .
g la b r is . G E R . Prov. 2 8 3 . E u p h ra f ia F o l . L in i a n g u f t io r ib u s .
C . B . P'm. 1 3 4 . E u p h r a f ia L i n i f o l i a . C o l . E c p h r . I I . p 6 8 .
T. «9- . . . . (7) Euphrafia F o l . L in e a r ib u s , C a l . g lu t in o f o - h is p id is .
Ger. Prov. 285. P ed icu la r is a n n u a Iu te a t e n u i fo l ia v is c o f t
P o r r um r e d o le n s Y o u rn e io r t ii» G a r i d , ^iix. 33 r . X . s o .
Ff 5