T weemagtige Kruiden.'
IV. ovaale Bladen die gekarteld %yn e1i de On-
A y derlip van den Kelk rondachtig.
H oofds
tu k . Dus bepaalt de Heer F orskaohl eene
Mootzaa- Soort van dit Geflagt, welke hy in Aritbie waar*
nam, zynde een Heeder van drie Ellen hoog,
met gepaarde ruige Takken en Bladfteelen. D e zelve
hadt, in ieder Oxe l, negen ongedeelde
Kransbloemen , waar onder vierdeelige Draadachtige
Omwindzels. De Bovenlip der Kelken
was Lancet vormig , opdaande, groen; de Onderlip
rondachtig en Vliezig. Voor het bloeijen
vertoonde zïg , hier door, het Kransje als met
Schubben bekleed. De Bloem hadt de Bovenlip
gewelfd , wit en ruig; de Onderlip breed en
Hartvormig, de Meeldraadjes uitdeekende met
rosfe Meelknopjes.
O r i g a n u m . Orégo.
In dit Geflagt, van een zeer bekende naam,
zyn de Kelken tot een vierhoekig, Aairvormig,
Hoofdje vergaard. Het bevat elf Soorten, als
-volgt.
i* (O Orégo met Fleezige Wollige Bladen en
Origanum , - . , .
jEgyptia- naakte Aairen. t Ara*
cum0
Egyptiiche» ( i) Origanum Fol. Carnofis tomentofis, Spicis nudis. Syß.
Nat. XII. Gen. 7 z6. p. 398. Veg. XIII. p. 452. HASSELq.
h . 479, j 17. Majorana rotundifolia fcutellata exotica. Touunf.
Infl. 199. Origaao cognata Zatarhendi. C. E. Pin. 223. Mo-
RI6. Hiß. u i. p. 360, s. i i . T. 3. f, uit. Zatarhendi. Alp.
i/£gypt. 94. T. 95. VESL. Obferv, p. 31, 33,
’t Arabifch woord Zatar Hendi betekent, by IV.’
de Arabieren, Indifche Orégo zegt V e s l i n - xv>
Gios, die aanmerkt dat dit Kruid, wegens den Hoofd-
aangenaamen Reuk en uitmuntende kragten , zeer
bemind was , zo in Egypte als in Syrië, üy/permia.
voegt ’er de Afbeelding van b y , door hem ontleend
uit den Tuin van den Venetiaanfchen E-
delen C o r t a u e k i , en beter dan die van
A lp in us , hoewel de Bloem en ’t Blad weinig
met de bepaaling ftrookt. De Heer H a s-
s e l q u i s t nam waar , dat het een Kruidige
Takkige verfpreide Steng heeft van vier Voeten,
met fpits Hartvormige , diep getande, ge-
fteelde , zeer dikke Sappige rimpelige Bladen.
Een lange Aair , uit digt getropte Steeltjes be-
ftaande, wier tropjes als Kranswyze waren ge-
fchikt, bsftondt uit kleine Pypachtige Kelkjes,
waar in een gelipte Bloem. Het kwam in Arabie
voor, aan Wandelpaden. Hy hadt het te Kairo
tweemaal gezien, alwaar men *t nahieldt om
den Reuk, kragtiger dan die van de Kretifche
Orégo, Kruiderig, Hoofd- en Hartfcerkende.
(2) Orégo met dê onderfie Bladen Wollig en 0ri^ ’ant
Diiïamnus,
Diptam.
On-
1knikkende Aairen.
I m
(2) Origanum Fol. inferioiibus tomentofis , Spicis nutan-
tibus. Mat. Md. 301. H. C l i f f . 304- A- P t i g d i . 323.G00AM
Motfsp. 288» Dictamnus Creticns. C. B. P i n . 222. Cam.
Epit. 472. Diólamnum vetum, Dod. Pernpu 1. Lo*.
Je. jo2.
m m