IV. (3 ) Leeuwebek met Piekvormige overhoekfs
'Afdeel. Bladen en leggende Stengen.
(4) Leeuwebek met Eyronde Bladen overhoeks
ni. en leggende Stengen.
Antirrhi-
Ela~ (5) Leeuwebek met Piekvormige Bladen over*
Eiekbiadig* hoeks , uit gebreide Stengen en de Blad•
S Jleeltjes doorgaans Klaauwierachtig.
(6) Leeuwebek mei Piekvormige Bladen over•
Cirrhofura. hoeks , eera regtopfiaande zeer Takkige Steng
wierd. enfiyfachtige Bloemjteelen.
VI.
jEwptia- Deeze vier maaken als Verfcheidenheden uit,
Egyptifch. van een Kruid, dat men houdt voor het Elati-
ne der Grieken. De twee eerften komen op de
Akkers in Duitfchland , Engeland , Vrankryk
en Italië voor , zo de Ridder aantekent, wordende
de eerfte, die de Blaadjes Fluweelachtig
gehaaird heeft, in ’t Franfch genaamd la F ’elvote
( 3 ) Antirrhinum F o l . H a f ta t is a l t e r n i s , C a u l . p r o c . O e d .
Dan. 4 z6. G o u A N Mtnsp. 29 9 * G E R . Prov. 2 9 2 . H. Cliff.
323. R . Lugdb. 2 9 s . N . J. G R O N . Virg. 68. E ia t in e f o l i o
a c u m in a t o ft. lu t e o & fl. c o e ru le o . C . B . Pin. 2 9 3 . E ia t in e .
C a m . Epit, 7 5 4 . L in a r ia S e g . N u m m u la r i s f o l io Sec. T o u k n f .
Inft. 169.
(4) Ant. Fol. ovatis alternis See. Gout. Btfg, 177. Gowan
Monsp. 300, GER. Prov. 292. R. Lugdb. 19s• N. 6. Eiatine
Folio fubrotundo. C. B. Pin. 253. Veronica foemina. Dod.
Pempt. 42,
(s ) Ant. F o l . h a f ta t is a lte rn is & c . Mant. 2 4 2 . ]A C Q . lin t .
T . 8 2 . L in a r ia . T i l l . Pis. T . 3 2 . f . 2 .
(6) Ant. F o l. h a fta t is a lte rn is & c , L in a r ia M em p h , p u -
m i l a & c . L i f f .
te, ook aan de Kaap gevonden. De tweede IV.1
groeit in Bouwlanden by Utrecht, Haarlem, als AFx®ja*
ook in Gelderland en elders. Het zyn Kruidjes Hoofd-
met leggende Ranken, die de Bladen veel naarSTÜK-
’c Loof der Klimmende Boekweit gelykende heb-^“fa'
ben, inzonderheid de twee laatften, wier Groeiplaats
is in Egypte , hebbende opftaande Sten-
getjes en blaauwachtig paarfche Bloempjes. Foas-
KAOHL vondt ’er twee Soorten, van deeze verfehlende.
B. Gefpoorde met gepaarde Bladen.
(7) Leeuwebek met drievoudige Eyronde Bladen.
num tri-
(8) Leeuwebek met viervoudige Lancetvormi-phyium.
ge Bladen, een opgéregte Takkige Steng enDn&v^ '3 4 * &*
geßeelde Bloemen. Triorniö
J thophorum.
(9) Leeuwebek met viervoudige Liniaale *
den en een opgeregte geaairde Steng. ix.
Purpu•
(10) Leeuwebek met Liniaale getropte Bla- ^ fch .
den, x.
Repens.
(7) Antirrhinum Fol. ternis ovatis. R. Lugdb. 29j. N. 9. Kruipend.
GouAN Monsp. 300. Linaria triphylla minor Iutea, itemcoe-
rulea. C. B. Pin. 212. Linaria Hispanica. Clus, Hiß. I. p.
320. Linaria Valentina. Lob. Ic. 40s.
(8) Ant. Fol. quatern. Lanceolatis &c. R. Lugdb. 296. N.
10. Linaria Amer. maxima purp. Flor. ÜZRia.Lugdh. T. 377.
(9) Ant. Fol. quatern. Lïnearibus. Mant. 416. R. Lugdbt
296. N. 14. Linaria purpurea magna. J. B. Hiß. UI. p.460.
Lin, alt. purpurea. DOD. Pempt. 183.
(10) Ant. Fol. Linearibus confertts. R. Lugdb. 296. N. ij .
Lin. anguftifolia Flore cinereo ftriato. Dill. Eltb. 198. T.
J 6 3 . f. r 9 7 .
II. DSEL. IX, STUK.