ïv ;
Afdeel.
XVI.
H oofdstuk.
Haauiutjesdraagends.
I.
Draba
Aizoides.
Huislookachtig.
II.
Ctliaris.
Kanthaai*
rig.
III.
Alpha.
Alpifch.
D R a b a . Tafchkruid.
Dit Geflagt heeft een Haauwtje dat niet uit-
gerand i s , langwerpig ovaal, met platachtige
■ Klepjes, aan’t middelfchot evenwydig en geen
Styl. Verfcheide Soorten, die men tot het Herders
Tafchkruid betrokken heeft , zyn ’er in
begreepen: des het getal derzelven agt is , als
volgt.
(1) Tafchkruid met een naakt enkeld Bloem«
ftengetje, en Degenvormige gekielde kant-
haairige Bladen.
(2) Tafchkruid meteen byna naakte Steng en
Liniaale Bladen , aan den rand en Kiel
gehaaird; de Bloemblaadjes niet uitgerand.
■ (3) Tafchkruid met een naakt enkeld Bloem-
ftengetje en Lancetvormige effenrandige
Bladen.
Deeze Kruidjes, op de Gebergten van ons
We-
(1) Draba Scapo nudo fimplici Scc. Syß. Not. XII. Gen.
800. p. 43i. Eeg. XIII. p. 489- Mant. 91. Alyslum Alp.
hitfutum luteum. Mi l l . Dia. T . 20. f. 2. Seclum Alp.
hits. Iut. C. B. Pin. 284. Leucoium luteum Aizoides mon-
tanum. Col. Ecpbr. II. p. 61. Burfa Paftoris Alpina Rofea
lutea. Mouis. Hiß. II. p. 306. S. 1. T. 20. f. 9.
(2) Draba Caule fubnudo, Fol. linearibus &c. Mant. 91,
Draba Caule foliofo Scc. Geu. Prov. 344- T. \i- f. 1.
(3) Draba Scapo nudo fimplici , Fol. Lanceolatis inte-
gcrrimis. Ofd. Dan. j6. Fl. Lapp. Sutc, H. ClijJ> 33 3« R»
Lugdb. 3 33- jAC^A'iind. 234.
Wereldsdeel groeijende, hebben in Geflalte eeni- IV.
ge overeenkomst. Het eerfle heeft effene, Li- T^ f^ *
ciaale, gekielde, kanthaairige Bladen, die niet Hoofd.
gelyk in het Derde langwerpig ovaal.zyn en ruig,
zondér Kiel. Het verfchilt van het Tweede,
doordien de Wortelbladen famengehoopt zyn ,
als in het Wormbladig Huislook: daar hec Kanthaairige
de Bladen overhoeks aan uitgebreide
Takjes heeft en den Kiel gehaaird. De Bloemen
zyn in die laatfte wi t , maar in het Huislookach-
tige, zo wel als in het Alpifche geel. Het Kanthaairige
heeft den Styl langer dan de Meeldraadjes
( * >
(4) Tafchkruid met naakte Bloemftengetjes en ^ r‘ahA
byna Zaagtandige Bladen. Verna.
Voorjaar»*
Van het vroeg bloeijen in ’ t Voorjaar heeft
dit Onkruidje, dat men door geheel Europa en
ook in onze Nederlanden overvloedig vindt,
den bynaam. In de Zuidetyke deelen, gelyk op
Sicilië, bloeit het zelfs in de Winter. Het is
Ge-
(*) Hoe dit overeentcome mèt de bepaalftig der Kenmerken,
van geen Styl te hebben , is rby wat duifter, en tfcn
opzigt van den Styl niet minder tegen ft ryslig, dan in 't
voorgaande Geflagt.
(4) -Draba Scapis nudis, Folüs fubferratis. Gort. Belg>
ï8i . KRAM. Attftr. 187. Fl.'Suec. 523, s67. Ha l l . Helv.
538. GROM. Eirg. 76, H. Clifj'. 33 3-R. Lagdb 333. GOUAK
Monsp. 313. Eurfa Paftoris minof Loculo oblongo. G. B. Pin.
108. Alysfon Vuig. Polygöni folio, Caule nudo. Sf.G. Eer. I.
p, 57s- T. 4« f. 3* Parrjnychu vulgatis. DOD. Pempt, 112.
Par. Alftnefolia. Lob. A.4S9. O
U, DEEL. ix . STUK.