A ^ i - ^ et eenigermaate den Reyk en Smaak
vi. * van Kervel en is van geneezende kragt ook niet
H oofd ontbloot.
sto k . D i t Kruid heeft Stengetjes van een Voet
vige.‘Wy hoog , met lange , ruige, fyn verdeelde Bladen;
de Vinnen gevind; de Vinnetjes zeer diep
in twee- en drieën verdeeld, vlak en zeer fmal.
Het heeft de Kroonen meest enkeld , en de
Blaadjes van ’t Omwindzel zyn doorgaans twee-
hoornig. De Blaadjes der buitenfee Bloemen
zyn zeer ongelyk; der binnenften byna egaal;
eenigen Mannelyk anderen tweeflagtig. De Bekken
der Zaaden zyn wel twee Duimen lang.
in. (3) Naaide - Kervel met glanzige Eyrond Naald-
Ctnfoiila. vormige Zaaden, en zydelingfe ongejleeldt
xelve"" Kroontjes.
Deeze Soort is de Gewoone of Tuin-Kervel
, die in de Zuidelyke deelen van Europa
gezegd wordt van zelf voort te komen, doch
in de middelfte en Noordelyke deelen meest
in de Moeshoven wordt geteeld; hoewel zy
ook hier en daar, aan de Wegen en kanten der
Akkeren , zelfs hier te lande, in ’t wilde komt
opfebieten. Men noemtze, volgens den Griek-
fchen naam Chceropliyllon, in ’t Latyn Cerefolium,
in’t Italiaanfch Cerefoglio, in ’tFranfch Cerfueil,
in
(3) Scandix Semin. nitidis ova^to - fubulatis Sec. II. ClifT.
R. Lugdb. Ft. Suec. Sec. GRON. Pirg. 31. Mat. Med. 137.
Clisrophyllum Qtivum. C. B. Bh. 1 j 1. Chxrefoüum. Dod.
Pemft. 700.
jn ’t Engelfch Chervel, in ’t Hoogduitfch Korf- VI.
fel- of Kerbelkraut, en by ons Kervel. , Ar d eel .
De Geftalte is iedereen bekend. Men weet Hoofd-
dat de. Bladen zeer fyn verdeeld en geelachtigSTOK*
groen zyn ; de Stengen gegroefd , van binnen
hol , van één tot twee Ellen hoog opfehieten-
de : de Bloemkroontjes wit en de Zaaden als
gemeld is. Het Kruid heeft een byzODdere
welriekende Geur en geeft eene Kruiderigheid
aan het Moes daar het in gekookd wordt. In 't
Voorjaar gezaaid zynde, fchiet het in de Zomer
fchielyk; doch in de Herfst gezaaid zynde.
duurt het den gantfehen Winter.
De nuttigheid van dit Kruid is in een byzon-
dere Verhandeling daar over, door He lwi -
gids , befchreeven. Het is uitwendig, ia Pap- .
pen, een zeer goed oplosfend en verdryvend
Middel: inwendig dient het üitgeperste Sap,by.
liitftek , tot wegneeming van Verpoppingen der
Ingewanden, als ook tot rypmaaking der Fluimen
in de Borst. Men pryst het tegen de Roos
en Gezwellen , en byzonderlyk in eene Op-
ftopping van ’t Wateren, den Steen en ’t Graveel
; zynde , zo wel als ’t Zaad , by uitftek
Pisdryvende. Ook wil men dat, door deszelfs
gebruik, het Zog vermeerderd worde.
(4) Naaide - Kervel met Eyronde Jlekelige ^v.
Zaaden, eenvormige Bloemen en eene g l a d - t
de Steng. ! Ruuwzaa-
D e dl^'
f4) Scandix Sem. ovatis h'spidis. &c. S:and. Sent. hispidis.