IV.
A fdeel.
VII.
Hoofdstuk.
■ Drievjyvige.
geacht deeze Soort te zyn, welke in Switzerland
zeer gemeen is omtrent de Berg - Stallen op de
Alpen. Het komt ook in de Zuidelyke deelen
van Vrankryk voor, en op verfcheide plaatfen
van Duidchland. Ten opzigte der Ooftenrykfe
Bergen fpreekt C l u s i u s ’er dus van. „ Op
,, alle die Ruggen , inzonderheid omtrent de
,, vogtigüe plaatfen , alwaar de Beeften , die
, , men 'er in de Zomerfche Maanden voedt ,
„ gewoon zyn om te drinken by een te komen,
„ valt zeer menigvuldig die groote Patich,met
„ breede en cirkelronde Bladen, welke fommi-
„ gen verkeerdelyk Rhabarber meenen te zyn.
,, Dezelve, nogthans, heeft den Wortel niet,
„ gelyk menze gemeenlyk af beeldt, even als
,, de Radys o f Paarden. Pa tic h , regt in
,, den Grond neerdaalende, maar langs de Op-
„ pervlakte , byna als die van de Kalmus en
„ Irisfen, kruipende, fomtydseen Arm dik, met
„ Vezels hier en daar vast , voorwaards aan»
„ groeijende en vcortloopcnde , gelyk die van
„ de Kalmus en 't Salomons-zegel Kruid , van
,, binnen uit den geelen paarfchachtig. Gedroogd
„ zynde , zweemt dezelve naar Rhabarber en
„ kleurt niet minder af.”
Dit Kruid, dat in geflalte en grootte naarde
Rhabarber zw eemt, is van fommigen daar voor
gehouden en gebruikt; doch het heeft naauwlyks
(*i Dit is de Groote Water - Patich, hier voor bcfchree-
ven.
jyks andere hoedanigheden dan de gewoone
Patich of Paardik, zo L ob el aanmerkt, door vu.
wien nogthans de onderfte Bladen , volgens H o o f o -
Haller, te rond zyn afgebeeld. Deeze Kruid- S™ K‘
kenner houdt hetzelve , benevens de voorge-«;*.
melde Spitsbladige en Gekrulde, als ook de Groote,
Kieine en allerkleinlle Water - Patich , al'
temaal voor Verfcheidenheden : ,, want, zegt
„ hy , de Kransjes, die in de jonge Plant zeer
,, digt by elkander waren, verfpreiden zig door
„ ’t opfehieten : de Bladen, onder aan Romp
„ en breed , worden fmaller en fpkfer naar bo*
,, ven : in de jongheid krullen zy zig aan de
„ kanten om; doch worden vlak in de Ouder-
„ dom. De Goudkleur der Aairen verdwynt op
„ zyn tyd, en wordt donker,zo doordeMeel-
„ draadjes als door de Zaaden. De Bladen, tus-
„ fchen de Kransjes,zyn in de jonge Plant ver-
borgen, doch komen te voorfchyn in de vol-
„ wasfene en fleeken uit , en wat dies meer
,, is.”
Indien echter de hier voor befchreevene Patich
Planten tweeflagtige Bloemen hebben, zouden
zy weezentlyk van deeze verfchillen, d ie ,
volgens de Waarneemingen van Z i n n i ü s , by
Gqttingen, de bovenfte Bloemen van de Aairen
Mannelyk , de onderden Vrouwelyk heeft ;
zeer met het vereifchte tot bevrugting overeen-
komftig ; en Hartvormige Bladen,van grootte
als die van de Rhabarber, doch gerimpeld, volgens
LlNN-ffiUS.
C c 4
H. Deel. VIII. Srvs.