IV. P u t k e n e t . ’t Gewas heeft rondachtige Eland-
v^rfL je s , gelyk ons Eendekroos , die met twee Haair-
H oofd tjes aan ’t ageer - end gebaard zyn. Ook draagt
STUK' het Blaasjes, byna gelyk de Utricularia, maar
JmJ digc getropt by elkander.
D e o s e r a , Zonnedaauw.
Dit Geflagt heeft een vyfdèeligen KelkcnVyf
Bloemblaadjes. Het Zaadhuisje is eenhokkig,
gelyk in ’t voorgaande en aan den top ook v y f.
kleppig, bevattende veele Zaadjes. Voorts worden
de Planten , tot hetzelve behoorende, door
zekere byzondere gedaante , die ’er den naam
aan g e e ft , onderfcheiden. In zes Soorten zyn
zy verdeeld, als volgt.
i. (O Zonnedaauw met de Bloemfleeltjes uit den
mundifo- Wortel en Jchy/ronde Bladen.
iia.
jtondbla- (2) Zonnedaauw met de Bloemjleeltjes uit den
'S'ir Wortel en langwerpige Bladen.
T.tn^ifelia. . . .
Langbia- Deeze beide Soorten komen op vogtigeHeydig'
; 1 ' Vel-
(1) Drojir* Scapis ïadientis Fol. orbiculatis. Syfi. Nat. XU.
Gen. 387. p. 125. #%. xm . Gen. 391- p. 251. Mat. Mal,
JJ8. ft.. Luiib. 417. GOOAN Monsp. 160. Fl. Lapp. Stuc.
JStlg. WïlG. Font. 6«. ReiG- Gal. 96. GRON. Virg. 35. Fl.
Zeyl. 120. Burm. Zcyl. 207. T. 94. f. 2. Ros Soiis folio ro-
tundo. C. B. Pin. 337- Rorida f. Ros Soiis major. lob. lam.
3 ïl.
(1) Drt/era Scap. Rad. Fol. oblongis. Fl. Lap». Sues. Sela,
R. Luiib. \iy. Ros Soiis folio oblonge. C. fl. Pm. 337. Rbi
Soiis. Dob, Panpt, 474. Item Rottda njin.or. Ui«, g»i
Velden door de geheele Veluwe, op Grasheu-^^V.^
veltjes by Naarden, als ook in Friesland, en el- VI- I
ders in onze Provintiën, voor» Z y groeijen voorts , Hoofd»
door geheel Europa , niet alleen, maar ook in’ TUK*
Afia, Afrika en Noord - Amerika; ten minfte
rondbladige: want de laDgbladige is minder gemeen.
Men zou echter met den Ridder kunnen
twyfelen, of het ook een VerfcheideDheid mog-
te zyn. Men heeftze beiden Ros Soiis of Zonnedaauw
genoemd,om dat de Blaadjes op de kant
met Haairtjesbezet zyn , waar aan men altoos,
zelfs in ’t heetfte van de Zonnefchyn, hier en
daar Druppeltjes ziet van een kleverig V o g t, ’c
welk zig als Daauw vertöont. De fchikking der.
Blaadjes cn derzelver figuur wykt in het Cey»
locfche, door den Heer B u rm a n n o s afge-
beeld, aanmerkeiyk van het Ëuropifche, dat da
Blaadjes vry lang gefteeld heeft, af en komt
meer met het Afrikaanfche, van H e r m a n n ü s ,
overeen (*).
In fommige deelen der Nederlanden noemt
men dit Plantje, dat uit een Roosje van Wor»
telbaden ODgelteelde Bloemftengetjes , van on-
gevaar een Vinger hoog, uitgeeft, Loopigkruid ,
öm dat de Koeijen ’er loopig o f geil door worden,
volgens Do do njeus , wanneer zy daar
van eeten. Voor ’t Wolveeondercusfchen is het
zo wel in VirgiDienadeelig bevonden als inSwitzer*
Ros Soiis Afticanus minimus Fol. oblong«i tetundii»
HeHM. Cat. Plant. Afr. p. 19.
T
II» DSE&, vuil $TUS»