i l t i
I s
!
- 17a V v r m a n n i g e K r u i d e n .
ÏV. >er eenigen, die door een Boomkweeker byKa-
A fdeel. dix }n Spanje verzameld waren.
Hoofd- Twee Verfcheidenheden zyn door L inNjEüs
STUK* opgegeven , waar van de eene de Bladen on-
jryfwj. verdee]d of minder uitgehoekt en ruig, de Bloemen
bleek geel heeft, met paariche Kelken: de
andere de Vleugels der Stengen en Takken niet
gehakkeld, Bladen als de eerde en fpitfere geelachtige
Kelken heeft. Deeze is de Elkhaddah
der Arabieren, zegt S h a w , die dezelve in
Barbarie heeft gevonden.
Door F o r s k a o h l zyn drie nieuwe Soorten,
van dit Geflagt, waargenomen. De eene,
die hy Statice Axillaris noemt, hadt een Hee-
fterige gebladerde Steng, gegaffelde Bloemplui-
men in de Oxelen en regtopftaande getropte
Bloemen. Een andere, genaamd Cylindrïfolia,
hadt een Heefterige, gebladerde, Takkige Steng,
van een Voet hoog, na ’t afvallen der Bladen,
die Gylindrifch en gefpitst waren, gefchubd bly-
vende. Een derde, Statice aphyllagedoopt, hadt
een Takkige , gewrichte , gegolfde geknobbelde
Steng, geheel Bladerloos. Deeze laatftegroeide
overvloedig in de Woeftynen by de Graflieden
van Alexandria in Egypte: de eerfte by
Lohaja in Arabie; de tweede by Mocha op den
Kleijigen'Zee-Oever,
L i n u M. Vlafch.'
De byzondere Kenmerken van dit Geflagt
van Kruiden zyn ; de Kelk en Bloem beiden
vyf*
P Ë N T A N D ft I A.
vyfbladig: het Zaadhuisje vyfkleppig met tien IV.
Holligheden , bevattende enkelde Zaaden. A fdeel.
Het bevat twee-en-twintig Soorten , waar Hoofd-
van de eerfte zestien de Bladen overhoeks of STUK‘
beurtlings; de zes laatften gepaard of tegenover
elkander geplaatst hebben.
(1 ) Vlafch met de Kelken en Zaadhuisjes ge-
J'pitst, de Bloemblaadjes gekarteld, de Bla-ufttaiiiji-
den Lancetvormig overhoeks; de Steng by-mjffe;rpe.
r' na eenzaam. «wenst.
Deeze Soort levert het gewoone Vlafch uit,
dat in de middelde en Ooftelyke deelen van
Europa, als ook in onze Nederlanden, jaarlyks
Overvloedig uit Zaad geteeld wordt. Z y groeit
van zelf in de Zuidelyke deelen onder’t Koofn 5
doch, zelfs in Switzerland, kwam zy Haller
voor , geen inlandfch Kruid te z y n , komende
waarfchynlyk hier en daar in ’ t wilde op , uit
gevallen Zaad. Het Wilde , immers , gelykt
het tamme Vlafch volkomen. De oirfprong zou
misfchien uit Afrika kunnen zyn. De Grieken
noemen ’t Linon, de Latynen Linum, de Itali
( 1) Linum Calycibus Capfulisque mucronatis &cc. Sv/f. Hat.
XII. ®en. 385. p. 223. Vtg. XIII. Gen, 389. p. 24.9. FI.
Cliff. u t . B.. Lugdi. 433. PUI. Bot. asi. H. Ups. Mat
Mtd. &c. &c. Linum Arvenfe &c. fi, fttivmn. C. B. Pin.
214. y. Lmum fativim bumilins &c. Boerh. LugdF. j. p,
284- i , Lin. lat. latifol. Africap, frutiu majaie, T^JILNF»
ïnji. 3Ï 9-
& s
y* ps.sL, vin, sxuKj