IV. ( i ) Tuin - Scheerling met gelykvormige Bladen,
Afdeel.
vr. Dit Kruid , dat in de Tuinen van byna ge-
*tukFD" heel Europa , nu en dan , als een Onkruid
' * voorkomt 3 ja zelfs in fommige Landen zeer
Mthufa gemeen is ( * ) , verdient een naauwkeurige on-
CDolm“*'derfcheiding. Men is doorgaans zo gereed niet,
kende. * om Kruiden, die in 5t wild groeijen, tot Spyze
te gebruiken : het moet by toeval, door gebrek
of door een mistafting zyn , dat men zig daar
aan vergaapt : maar het tegenwoordige komt
fomtyds onder de Peterfelie voor, en kan lig-
telyk daar voor gefneedeh worden.,Men vindt
het, naamelyk, by den kundigen Naamgeeyer,
O. B a u h i n u s , Kleine Dolle Kervel, die naar
Peterfelie zweemt, getyteld, en T r a g n s noemt
het Ondeugende Peterfelie : G e s n e r u s een
Soort van Dolle Kervel , Glyfen genaamd : 5t
Gemeene Volk, zegt L ob e l , Wilde Peterfelie.
Menvindtze hier by de Stad, op den Wegnaar
Amltelyeen, als ook by Deventer en Zwol!,
en
( i ; ALthufa Foliis conformibus. Syft. Nat. Neg. XIIL
Gen. ZS5‘ P* ifithuls. &yft* Nat. XII. Gén. 3J2.
213. H. Cliff. ioo. R. I.ugdi. io s . Ét. Suec. Goüan. Monsp.
Ger. P to v . KRAM. Aujlr■ Scop. Cam. Stc. Cicuta minor
Petrofelino fimilis. C. B. Pin. ISO. TOORNF- lts ft. VAILL.
Paris. &c. Cicutatia fatua. LOB. Icon. II. 280. Cynapmrn.
RlV.T. 75. Rupp. Dilï.. Ha l l . Helv. 433-
(*) Habitat pasfim in Hortit et Agris prope Viennam.
Kram- Aujlr. 77. Elle vxênt eommunement dans les Jardins
autout de la Ville. Toorn». Par. 419. Nihil in Hortis fife-
«juentius. Hall. Helv. 43 3«
en in Vriesland aan de Wegen. Sommigen noe- IV.
menze ook Honds - Peterfelie , waar van Ri_ Afdeel;
v i n u s zyn Cynapium gemaakt h e e ft, datfïooFD-
tot een bynaam ftrekt; de Engelfchen Fools-STVK'
Parsley, wegens haare uitzinnigmaakende hoe- Dizynia-
danigheid.
Dit Onkruid fchiet zo hoog niet op als de
Groote Scheerling, hebbende den Wortel fom-
tyds een Pink dik en wit, van figuur als die
der Peterfelie. De Steng is ook geflreept, van
binnen hol en groen met een blaauwachtigen
waasfem, doch by den Wortel bruin. Het
Loof is donkerer groen en heeft geen aanmer-
kelyken Reuk; waar door men het best van de
Peterfelie en Kervel, wier Reuk zo kenbaar is ,
als ook van de Groote Dolle Kervel, kan on-
derfcheiden. Hierom heeft L o b e l het Cicu-
taria fatua geheten. Aan ftukken gewreeven
niettemin , geeven de Bladen ook een walgen
e n Look-Reuk uit. Z y zyn groot van omtrek,
met weinig Vinnen en gefnipperde Vin-
blaadjes, de Slippen byna gevind, de Slipjes
Lancet vormig, vlak, ten halve in drieën gedeeld.
De Stengblaadjes komen in figuur, byna, met
de anderen overeen. Het heeft weinige Kroo-
nen, wien het algemeeneOmwindzel ontbreekt,
De buitenfte Bloempjes zyn ongelyk, de bin-
n enden gelykbladig, allen wit van Kleur. Het
Zaad heeft vier diepe Sleuven en drie dikke Rib-;
betjes, verfchillende door zyne grootte en dikte
(byna als die van Koriander,; van het Peterfe