IV. In ’t Stuifzand der koude deelen van Euro.
A fd e e l . pa ^ gelyk 'de Ridder zegt, niet alleen , maar ook
H oofd* op onze Heijen , naar den kant van Zwol en
s t u k . elders; ja op de Alpifche Bergvelden , zo in
'Twuwy- provence ais in Ooftenryk en Swnzerland, groeit
dit kleine Anjeliertje , 't welk Stengetjes vaa
maar een Vinger of een half Voet hoog heeft
en op den Grond een trop van zeer fty ve Blaadjes
, uit een dikken Houtigen Wortel fpruiten-
de. Anderszins heeft het veel overeenkomst met
de voorgaande , wat de Bloempjes aangaat,
die ook fyn verdeeld zyn, doorgaans paarfch-
of roodachtig van Kleur.
xvi. (ió_) Anjelier met de Steng eenbloemig, gekar-
jiipinus“* telde Bloemblaadjes , de buitenfle Kelk-
Aipifch. fihuhben zo lang als 't Pypje; de Bladen
Liniaal fiomp.
Op de Ooftenrykfe Bergen groeit deeze , die
de Steng maar een Vinger lang heeft, voortkomende
uit een Houtigen Wortel, welke Plaggen
. U it*
C lus. Hij1. I. p. 282, Pann. 317. Armerius Flos teftius.
Dod. Pempt. 176. Car. repens humilis minimus-vulgatisfi'
mus mbellus. LOR. lc. 44j . Tunica Fol. brevibus rigidist
Caule unifloro. HALL. Hein. 383.
»(t<) Diantbus Caule unifloro, Corollis crenatis &c. Ca-
lyophyllus puniilus iatifolius. C. B. Pin. 209. Prodr. 104.
Car. lylv. Flore magno inodoro hirfuto. C. B. Pin. 209.
Car. iylv. fecundus. C lus. Hiß. I. p. 283. f. 1. Tann. 11,
318. Tunica Petalis ferratis in fine Unguis lanuginofis. HAT,i
f l e h . 3$i.
lüitgeeft van fmalle Grasachtige Blaadjes, doch IV. ?
Ibreeder dan die aan de Steüg , welke uit drie xj *
■ Leedjes beftaau Dé Blöérö is groot , en beftaat Hoofd:
■ bit geronde Blaadjes, mét korte Tandjes, door-s*UK‘ ^
■ gaans paarfch én wit van Kleur, in dé Keel ;0”‘ ,
■ wat ruig. Een dergelyke Soort vindt men in
|§witzerlandi
; (17) Anjelier niet dé Steng bynd eenbloemig,
gekartelde Bloemblaadjes'| de Kelkfehub- peirgineus_
ben zeer kort, de Bladen Elsyormig. ■ GefpikMW
De Wildé veelbloemigé Anjelier , van Ba u Ri-
: tjusj Bier aangehaald , groeide, zegt hy, by
glMöntpéllief, op Steenige plaatien; doch Gouan
Hmaakt daar van geen gewag. Dié van D ille-
|Inibs groeit op hooge Steenrotfen in Engeland*
De Wortel, Wèlké overblyft, geeft dergelyke gestropte
Bladen, als die van ’t Zeegras, en eeni-
ge Stengetjes van een Span hoog, uit vier Leed-
JjeS bellaande. De Kelkfchubben zyn breed ,
Ij ovaal en zeer korts De rand der Bloem is de
Él helft korter datt het Kelkpypje, gerond, gekar-*
Hteld* Meest komen de Bloemen eenzaam Voort 4
■ doch hebben fomtyds nevens zig een tweede ,
Rhit den Oxel van ’t bovenfte Blaadje«
(at) Stqen*
(I7) iéuMthas Caule fubuniflorö , dötollis crenatis Sec.
R.fcar. fylv. iepens multiflorus. C. B. Pin. 209. g . Tunica
; Aupefttis,. Folio csfio molü , Flote carneo. Dil l . Eithi
T. 298. f. 3 85. Caryoph. alt. minimus, Fipie iiiicis Ausés
m tonfpeifo. LCB. ie. .444.
1 PP
ll. DEEL. VIII« STtJïS.