IV. en Lepelbladen , in hunne Pottagiën onder-
een (* ) . Voor ’ t overige is aan den Wortel een
H oofd- byzondere kragt, tot het wegneemen der Ver-
s t u k . ftoppingen van de Lever, toegefchreeven Boer-
vige.'Wy~ HAAVE prees het Zout, door Kryltallizatie uit
het geperfte en geklaarde Sap bereid, in heete
Ziekten en Rotkoortfen grootelyks aan»
xxvn. (2 7 ) Patich met Tweelvuizige Bloemen enLan•
Mw/eUa. cetvormig Piekswyze Bladen.
Schasps-
Zmkct. Dit Kruid is , in zyne Verfcheidenheden, genoegzaam
kenbaar aan de Piekswyze figuur der
Blaadjes, die by C a m e k a r i ü s , D odo-
meos en L o b e l , vry wel vertoond wordt.
Het groeit ook in alle deelen van Europa en
wordt door de benaaming van Schaaps - Zurkel
o f Kleine Wilde Zuuriüg, onderfcheiden: want
het Gewas valt in allen deele kleiner, dan ’t
voorgaande. Op Zandachtige Gronden groeit het
dikwils zo overvloedig, dat het Koorn daardoor
verdrukt w o rd t: gelyk in Brabant en Vlaanderen
veel plaats heeft. Een half Voet zyn de
Sten-
(*) BARTHOL. At7. Med. 1571. Obs. 9.
(27) Runtex Floribus Dioieis , Foliis Lanceolato - hafhtis.
H. Cliff. See. See. utfupra. Acetofa Amenfis Lanceolata. C.
B. Pi». H4. Oxalis Ovina. TABERN. U. 440. Oxalis minor.
Cam. Epit. * } i. Oxah's tenuifolia finusta Vervecina. Lob.
Jc. 291. Ox3lis minima. Dod. Pempt. 650. Var. z. Acetofa
Lane, anguftifolia repens. C. B. Pin. 114. Prodr, 5 j. 3. Acetofa
Arvens. minima non Lanceolata. C B. Pin. 114,4. Acet.
min. ereft.i Lobis muirifidis. Bocc. Mus. 164. T. 12«. Lapa-
thum acetofum See. Ha l l . Heiv. 16%.
H E X A N D R ï a . 413
Stengetjes zelden hoog en de Blaadjes niet bo- IV.
ven een Duim lang. De Bloem- en Vrugtmaa-
king komt overeen ; maar \ Mannetje is hier Ho o fd zo
groot als ’t Wyfje. Somtyds kruipt het, fom-JTÜÏ*
tyds Raat het overend. De Blaadjes zyn lang- n£ risyJ
werpiger o f ronder, en hebben fomtyds kromme
haakige Ooren , fomtyds eenvoudige by-
hangzels, fomtyds in ’c geheel geen Ooren of
Haaken , die aan de bovenfte Blaadjes altoos
ontbreeken. De Smaak is zuur en in kragten
komt het met de voorgaande overeen.
(a8) Patich met Tweehuizige Bloemen, Lan- x*vm.
cetvormige gejleelde Bladen, en omgeboo-
gen Vrugten met kanthaairige Klepjes. zuunog"
Dit Kruidje heeft Bladen als die van de
Schaaps - Zurkel, doch geheel zonder Ooren o f
Haaken, zegt L in naeüs. De Afbeelding van
C . B a u h i n u s toont, dat dezelven zeer Lancetvormig
zyn. Hy hadt die van het gene in ’t
jaar 1594 , in de Tuin des Hertogs van Wir-
temberg, bloeide, ontleend , en noemt de
Zaadhuisjes flekelig. De Stengetjes waren ruim
een Handbreed hoog. Het groeit, volgens den
Ridder, op Kandia en in Spanje»
(29) Paf28)
Rumix Flor. Dioicis &c. Acetofa Cret. Semine acu-
leato. c. B. Pi». 114. Pr oir. ss, Oxalis minor aculeata
Candiar. J. b . Hifi. II. p. pjr.