IV. (9) Onagra met Lancetvormige eenigermaatc
'» * * * - getande Bladen, gejleelde Zaadhuisjes met
H oofd- fpitfe hoeken en gejleelde Blomtrosfen.
STUK.
ix. ' Deeze Virginifche heeft een roode Steng en
r ? u t iT finalle Wilgenbladen , die zwart gevlakt zyn,
Heefterige.0 v e r ;-10eijs ; de Bloem is , volgens C l a y t o n ,
groot en fraay , zittende op een fierlyk ge-
ftreeptZaadhuisje. DeKelk, vierbladig en paarfch-
kleurig, barst dikwils maar aan ééne zyde open.
x. (10 ) Onagra met Lancetvormige Jlompe gladde
Pzêet" eenigermaate gejleelde Bladen, leggende
k l e in e . Stengen en fpitshoekige Zaadhuisjes•
In Noord - Amerika is de Groeiplaats van deez
e , die een Kruidig rond Stengetje heeft van
een Handbreed hoog en ovaal Laneetvormige
Bladen. De Bloemen komen eenzaam in de
Qxelen voort en hebben ftomp Hartvormige gee-
le geftreepte Blaadjes. De Zaadhuisjes zyn ovaalachtig
ftomp , agthoekig en vierkleppig. Dc
Wortel blyft over.
E p i -
(9) Oenothera Fol. Lmceolatis fubdentatis , Scc. Oenoth.
Flor. Calyce monophyllo. Grom. Virg. 42, ss. Oenothera
Fol. Lanceolatis, Flot. termin. paniculatis. Gouan Momp.
19 3. Onagra anguftifolia, Caule rnbro, Floie minore. Toornf.
Jr.ft. 3° i .
(10) Oenothera Fol. Lanc. obtufis glabris fubpetiolatis &c.
Ocncth. Fol. Radical. ovatis &c. MlLL. lliSf. T. tss. Lyfi-
machia Siliquola glabra minor Mariana '&c. PU'K. Mant. 123.
DyfiOi. Marilandica patva. Raj. Suppl. 416.
E p i l o b i u m . Basterd-Wederik. IV.
A fd e e l »
Die Kruiden, welken men gewoon is Chamce- „ 1X*
nenon te noemen , zyn h. •i er 1b egreepen ond. er SHToUoK>fdhet
gelykriaamig Woord Epilobium, aanduiden- Monogje
de» dat de Bloem op het langwerpige Vrugtbe- nia%
ginzel of Haauwtje groeit. Men geeft ’er, om
dat zy veel naar het Wederik gelyken, in ’c
Neerduitfeh den naam van Bajierd• Wedenkom.
De Kenmerken komen met die van het voorgaande
Geflagt byna overeen , verfchillende ten
vóornaamfte daar in, dat het gepluisde Zaaden
heeft.
Het bevat zeven Soorten, waar van de twee
eerfteh de Meeldraadjes afgeboogen, de overigen,
dezelven regtopjlaande en regelmaatig, de Bloemblaadjes
in tweeën gedeeld hebben : dus
(i) Bafterd - Wederik met verfpreide Liniaal- r.
Lancetvormige Bladen en ongelyke Bloemen,
Hum.
Aan de kanten van Graften, Slooten, Moe- smaibia-
rasfen , Meiren en andere. Wateren, is dit Kruid, d’e*
zó in onze Nederlanden als door gantfch Europa
» .
(1) Epilobium F o l . (parfis Lineari - L a n c e o la t i s Sec. Sy/l.
Nat. X U . Gen. 465. p. 264. Veg. X I I I . Gen. 471. p. 296.
Gouan Momp. 193. Fl. Belg. 109. Epileb. Fol. cliffbrmibus.
F!, Succ. 304 , 317. Epil. Fol. Lanceolatis integemmis. Fl.
Lapp. 345. H. Cüf. 154. Lyfimachia Chamxnerion dicta an- *
guilifolja; fl. latifolia: y . Aipina. C. B. Pin. 24s. Proir.
I««. GmEL. Sib. I. p. 218. HALL. Hilv. 408. TOURNF. Injl.
?• 30*. T. 187.
Ü, Deel. VIII, Stuk*