IV.
A fdeel,
xi.
H oofds
tu k .
F'yfvjyvige.
f.
\Agtoflem»
ma G'tü ago
. Zvrme*
Bloemblaadjes , met eeó Hompen onverdeeldea
Rand; het Zaadhuisje met ééne holligheid.
Dewyl behalve deTuinplanten, Kroon-Lychnis
genaamd j hier toe ook twee Veldplanten betrokken
zyn, zo is het getal der Soorten, alte-
maal Europifche, vier, als volgt.
CO Koornvlam die ruig i s , met de Kelk even
zo groot als de Bloem , de Bloemblaadjes
onverdeeld en naakt.
Onze Ridder hadt bevoorens dit Onkruid ,
onder deezen Geflagtnaam, van de volgende
Soort afgezonderd , zeggende, dat ’er geen
deel was in deszelfs Vrugtmaaking , welk niet
in figuur en proportie daar van verfchilde (* ) .
Het komt overal in Europa voor, onder’t Koorn,
en heeft niet alleen een donkere Bloem, maar
ook een zwart Zaad , waar van het , by fommi-
gen, den naam heeft. De Franfchen noemen het
la Niëlle des Bleds , om dat het Zaad, 5t welk
men dikwils onder ’t uitgedorfchteKoorn vindt,
het
( i j Agrofiemma h ir f ii ta , C a l . C o r . z q u a n t e . Syjt. Nat. XIX.
G e n , J 7 9 . P* a u . Feg. X I I I , G e n . J 8 3 . p . 3 6 1 , Fi. Btlg.
1 2 6 . OED. Dan. 576. KRAM. A uJIt. 1 2 8 . G O U AN Monip.
2 2 2 . G e r . P tov. 4 1 S . A g r o f t em m a . H. Cliff. 17J. Fl. Suic.
38 8 . 4 0 7 , R . Lugdi. 4 4 9 . L y c h n i s S e g e t u m m a jo r . C . B .
Fin. 2 0 4 . N ig e lla f t r u m . D o D . ' Pimpt. 1 7 3 , P f e u d o - M e la n -
t h iu m 8cc. Lob. Ic. 3 8 . L o l iu m . F u c h s , Hifi. 2 1 7 . G t th a g o ,
T r a g . u i . H a l l . Helv. 3 7 5 .
(*J H o t t i C l i f f o r t ia n i lo c o c i t a t o .
het Brood bruin maakt, even of het gebakken WV
ware van Zwart of bedorven Koorn. Het wordt XI •
’er ook, hoewel niet kwaad van hoedanigheid, H o o f d -
bitter van en de Vogelen laaten dit Zaad leg-3™**
gen, als het onder hun Voeder gemengd is
D e Eogelfchen noemen het Kruid Cockle, als
of het Zaad naar een Slakhoorntje geleek; doch,
met een Vergrootglas befchouwd , zweemt het
meer naar een Egeltje ( f ) . Wegens deszelfs
zwartheid heeten de Italiaanen het Kruid
Cithone en daar van heeft T ra güs de benaa-
ming Githago afgeleid 5 als zynde hetzelve, ge-
Jyk men zegt,, git zwart. De Duitfchers, zegt
hy> noemen ’t zelve Gros/ Raden: zynde dit
woord, Rade of Ratte , misfchien van de Raderachtige
figuur des Zaads oirfpronklyk. Ge- •
meeDlyk heet het Kruid by hun Veld - Naglein
o f Kom - Naglein en Kornrofen ; wegens de
Anjelier-of Roosachtige figuur der Bloemen,
die ook eenigszins naar de Nigelle - Bloemen
gelyken : weshalve het by ons Koornroozen of
Negélbloemen, en by fommige Boeren Bolderik
getyteld wordt.
Het Kruid heeft de Steng meer dan een Elle
hoog, rond, metlaDge fmalleBladen als die van
Prey;
(*) Dat men dit Onkruid ook in Suriname heeft, gelyk
Haller het van daar bekoinen hadt, is niet vreemd, dewyl
het Zaad derwaatds in ’t Europifch Koorn overgebragt aal
zyn.
( t ) S e m e n , M ic r o s c o p io c o n f p e & u m , E c h in um In f e c o « -
g lo b a t u m n o n m a le e x p r i r a i t , R i j . Hifi. Plant. p . 9 9 9 .