722 T w a a l f m a n n i g e K r u i d e n .
A f d e e l .
x i i .
H o o f d stu
k .
Drieiay■
vige*
Refeda
Luteola.
Wouw.
De Driewyvigen van deeze Klasfe leveren de
volgende Geflagten uit.
R e s e d a » Neerzet.
Een eenbladige verdeelde Kelk, gefnipperde
Bloemblaadjes : het Zaadhuisje eenhokkig met
een gaapende Mond. Dus komen de algemeene
Kenmerken der Soorten van dit Geflagt voor,
’t welk , voor ’t overige, zeer veranderlyk is ,
doordien L i n n ^e us daar toe , behalve de Refeda
, ook de Luteola en Sefamoides van T our-
nefort, welke in de figuur der Vrugt aanmer-
kelyk verfchillen, en waar van de laatfte zelfs
niet onder de algemeene bepaaling valt; betrokken
heeft.
’ t Getal der Soorten , meest Europifche, is
twaalf, als volgt.
( i ) Neerzet met Lancetvormige onverdeelde
Bladen , die aan den voet wederzyds een-
iandig zyn} en vierdeelige Kelken.
Dit
f c o n i e h e e f t , z e g t h y a ld a a r , v an twaalf tot twintig M e e l d
r a a d je s e n tw e e Z a a d e n : d e Agrimonoides, d a t is d e e z e
la a t f t e S o o r t , o n g e v a a r zeven Meeldraadjes e n é é n e n k e l
Z a a d . In Horto Clijjottiano h a d t h y g e z e g d : Hujus Flos he-
xandrts ejl •• d a t i s : D e B lo em v a n d e e z e h e e f t z e s M e e l d
ra a d je s .
( i ) Refeda Fol. Lanccolatis integris Sec. Sy/i. Nat. XII.
Gen. <oü. p. 329. Feg. XIII. p. 37i . H. Cliff. 212. R. Lugdk.
+83. GouAN Monsp. 229. GER. Prov. 376, KRAM. Auftr.
133. GORT. Belg. 132. Fl, Stsee. 439, 424. &C. Luteola her-
ba Salicis folio. C. B. Pin. 100. Toubnf. lnft. 423. Luteola.
Hall. Helv, 3 1 ; . Lutum hetba. D c d . Ptmpt. 80. Los, /;>
353.
D O E> E C A N D R. ï A. 723
Dit Kruid, dat door geheel Europa, als ook
in onze Nederlanden, in ’t wilde groeit, voert xlu
den naam van Luteola o f Lutum Herba, dat
Geelkruid , wegens de Kleur die het uitlevert.8
In ’t Hoogduitfch noemt men het Ackerpfrimme, K;a.
in ’ t Walfch Wauw, in ’t Franfch Gaude, in ’t
Neerduitfch Wouw, in ’t Engelfch Dyers-Weed,
dat is Verwers - Kruid. Sommigen hebben het
ook voor een Soort van Weede gehouden De
Duitfchers noemen hetzelve Streich-Kraut.
Het fpreidt lange en taamelyk breede Bladen
langs den Grond u it, tusfchen welken een Steng
opfchiet van een o f twee Ellen hoogte , die
met fmaller Bladen, doch byna overal van ge-
lyke breedte en niet zeer fpits, bezet is. De
Stengen zyn Aairswyze begroeid met Bloemen,
van eene zonderlinge figuur. Uit een in vieren
gedeeld Kelkje ( * ) fpruit een groot Bloemblaadje,
ten halve in zesfen gefpleeten, en het
Honigbakje uitmaakende, boven geplaatst. Twee
zydelingfe Bloemblaadjes zyn klein, en in drieën
gedeeld. Hier komen fomtyds twee zeer
kleinen b y , die onverdeeld zyn. Door de onderfte
fpleet van den Kelk hangen byna twintig M e e ldraadjes
, met hunne Knopjes, nederwaards. Het
Vrugtbeginzel heeft drie Stylen en de Vrugt is
driepuntig, met drie Streepjes gaapende, waar
in kleine Zaadjes. , ^ aa
(*) Calyx ■ profmde et inajttaliter fèxfidas eft , zegt de
Heet Haller , die hem eerst ook vierdeelig gefteld badt,
by nader onderzoek. Helv. p- 779*
Z z 2