IV.
A fdeel.
vu.
H oofd»
c tu k .
Etnvijvige.
lindrifche Bloemen , die een gelyken gaapenden
M ond hebben Aloë m et d e.S ten g -
bladen drievoudig , Schubbig regtopjlaan-
de en drie Kraakbeenige hoeken.
Deeze Soort , boDt genaamd, wegens de tekening
der Bladen , met groote en kleine witachtige
Vlakken op een donker groenen Grond,
heeft dezelven zeer dik en f ly f , in een driehoekige
punt uitlodpende, op de kanten en de Rug
met een witte ruuwe Streep, doch ongedoornd.
Z y zyn by den Wortel getropt en geeven een
dunne Steng u it, luchtig bezet met roode Bloemen.
Het Sap der Bladen is zoetachtig. Op
Klëijige plaatfen aan de Kaap groeit deeze, die
door Afzetzels zig rykelyk voortplant. In ’t
Franfch noemt menze P appegaais - A lo ë , zegt
G o u A N.
03) Aloë met gejleelde hangende, Cylindrifch
Eyronde kromme Bloemen. Aloë met Tongachtige
uitgebreide Bladen , op twee ryè'n.
Deehumilis
Hol. «x albo Se viridi vaiiegatis. C omm. Pr al. 79.
T . 28. Rar. T . 47. T i l l . Pis. 7. T. 7.
(3) Aloë F lo r . p e d u n c u la t is p e n d u lis S c c . Aloë F o l . Lin-
g u i f o rm ib u s -& c . H . Cliff. Ups. 11. Lugib. A l o ë A f r i c . F 1
t u b r a & c . Comm. Hort. II. p . i s . x . g . A lo ë A f r . Scc!
liid. p . 1 7 . T . 9• A lo ë A f r . f e s f l i i s , F o l . C a n 'n a t is V e r r u -
c o f i s . D i l l . Eltb. 2 2 . T . i s , f . 2 0 . M i l l . D id . T . 1 9 .
i . A lo ë A f r . F o l . p la n i s c o n j a g a t i s . M A R T . Cent. i r . T . 1 1 .
f. Aloë-Afr. ArboresccRs mbntana non Ipinola Sec. Comm.
Hort. II. p. f. T . 3.
m.
A lo ë dis-
tic ba.
Tweczy-
dige.
H E A N D R. I A. 3^3
Deeze wordt, in ’t Franfch, A loë a bec de IV.
Canne , dat is Eendebeks - A loë i geheten. De sieï'*
Bladen hebben inderdaad ie ts , dat naarde fi Hoofd-
guur van zulk een Bek gelykt: terwyl zy o o k ,STUK-
op een zonderlinge manier , op elkander leggenn£ tn<>sy’
pn maar aan twee zyden , tegenover malkander,
groeijen. Wegens derzelver figuur noemt men»
z e , ook niet oneigen, Tongen - A loë. De Stengen
, die daar tusfeheu voortkomen, zyn , zö wel
als de Bloemen, Koraalrood in fömmigen.Eeni-
gen hebben de Bladen W ra ttig , anderen maar
gepukkeld of met witte Vlakken: ’t welk aan-
pierkelyke-Verfchei den heden maakt, die door
de Tongachtigheid der Bladen en de kromte der
Bloemen tot deeze Soort famengebragt zyn.
Dus komt hier ook de Aloë vanCoMME- Elieat.&
U N met geplooide Bladen t ’huis ; een zeer Gepiooi-
misfelyk Gewas , dat de Bladen by nitflek langde‘
en Tongachtig heeft, voortkomende uit den top
van een dik Stammetje. Z y draagt roode Bloemen
en kan in de befchryvinge van den Amfter-
damfen Kruidhof nader befchouwd worden.
(4) Aloë m et geaairde E yronde > ruige gekar- IV
telde Bloemen , w ier binnenjte Slippen f a - ,AUg
menluiken. Aloë m et zesvoudige , E yron -% h
de 3 g efp ttjle Stengbladen♦
Dee-
(4) Aloë Flor. Spicatis ovatis muricatis &c. Aloë Fol. Caul,
ffxfariis & c . Al. Fol. ovat. acum. Caulinis quinquefariam im-
bricatis. 11. Cliff. Ups. R. Lugib. Aloë Afr. erefta rotund*
^cc. Dil l . Eltb. 16. T. 13. f. 14. Comm. Prat. gj, x. 32,