IV.
A fd e e l .
VII.
H oofd.
STUK.
Eenwyvige.
I.
Peplis
Partula.
Euxopifche.
3 8 6 Z e s m a n N i g e K r u i d e n .
m en , welke vierbladig z y n , witachtig o f bleek
paarfch. H e t heeft een Zoutigen Smaak, en
fchynt, volgens hem, als met fyn Zout befprengd
te zyn. T o d r n e f o k t hadt dit Kruidje tot
het Muur betrokken ( * ) .
P E f L I S .
D e Kelk is Klokvormig, aan den Mond in
twaalven gefneeden , met zes Bloemblaadjes ,
daar ingeplant, en het Zaadhuisje heeft twee Holligheden
in dit G e fla g t, dat twee Soorten bev
a t.
C l) Peplis m et ongebladerde Bloemen.
Op Moerasfige overftroomde Gronden en in
ondiepe ftilftaande W a te ren , zo van onze N e derlanden
, als in Switzerland en elders in E u ropa
; groeit dit kleine Kruidje , ’t welk door
M i c H E L i u s en andere voornaame hedendaag -
fchen is afgebeeld en befchreeven. D i l l e -
n i u s hadt h e t,on de r zyne nieuwe Gefla g ten,
by
(*) Alfine maritima fupina Fol. Chamxfyces. Toubnf.
Inji. App. 66$.
( 1 ) Peplis Flatibus apetalis. Syjl. Nat. XII. Gen. 442. p.
253. Vtg. XIII. Gén. 4.4.6. p. 2S3. Gort. Belg. 102. Fl.
Lapp. 128. Fl. Suec. 291, 312. HALL. Helv.406. Glaucoi-
des paluftre Portulacs folio. Mich. Gen. 21. T. i* . Glaux
paluftris. Pe t it . Gen. 43. T. 43. Glaux Aquatica folio fub-
rot. Loess. Prusf. 100. T. 20. Glaux altera fubrotundo folio.
Va il l . Paris. 80. T. I j. f. j . Alfine paluftris minor
Serpillifolia. C. B. Pin. 251. Glaux paluftris &c. TOUBNF.
InJl. f i .
by den naam van P ortuin voorgefteld , waar
van de bynaam is ontleend. Sommigen hebben ^ y ^ f 1“
het G la u x o f Glaucoides genoemd, om dat het Hoofd-
daar naa gelykt. By B a u h i n u s heet h e tSTUK*
K leine M o e ra s-M u u r met wilde T b ym B l a a d - ^ ^ 5*
jes.
Het heeft kruipende Stenge tjes, die overal
Wortelen en onder elkander verward z y n , eindigende
in een Roosje Van Bladen. D e Bloempjes
komen aan de Stengetjes, in de Oxels der
Bladen v o o r t , en zyn als gemeld is. DikwilS
komt de Kelk zonder Bloemblaadjes voor,draa-
gende evenwel Vrugt. T o u r n e f o r t heeft
het M oeras - G la u x , met een geftreepte gefloote-
tte Bloem en Porfelein - Bladen, getyteld.
(O Peplis m et nerm annige eenbladige B los- ïL
Peplis tè*
trandra.
Westuuü*
D it is een teer jaarlyks Plantje, in dé W e s t - fcie<
indién groei je n d e , ’ t welk rondaehtige Blaadjes
en in derzelver Oxelen eenzaame Bloempjes
heeft, D e Wortel is Vezelig en brengt kleine
Knobbeltjes voort. D e Steeltjes zyn twee Duimen
lang : de Bloempjes wit. Om de gelykheid
der Geftalte heeft de Ridder het hier t ’huis ge*
bragt.
Van de Tweewyvigen is de A tra p h a x it
onf
i ) Peplis Floribus tetrandris monopetalis. Jacq. Amer.
fiifi. I00. T. 180. f. 29. Am. Ac .ld. y , p. 412. Ainmatua
fairta &c. Brown. Jam. 145 ■
B b a
II. Deel. v h i . stok.