4G
IV. Door geheel Europa, zo aan de Wegen als
A fdeel. ^ ^raa{j leggende Akkers en op drooge
H oofd- Velden , groeit dit Kruid, dat men ook over-
stu k. vloedig in Virginie vindt. Het voert in de
jfTHuee-Kiy peperlanden den naam van Vogelneji; in ’t Ita-
liaanfch en Spaanfch Dauco , in ’t Engelfch
Dauke genoemd wordende, naar den Latynfchen
naam Daucus , by welken het in de Apothee-
ken bekend is. De Franfchen noemen het Panet
fauvage of Wilde Pinfternakel, gelyk het in ’t
Latyn ook dien naam by eenige Autheuren
voert.
De Wilde, waar van de Tamme Daucus,
die men Peen o f Karooten noemt, waarfchyn-
lyk afkomfcig is ( * ) , heeft een harder en dunner
W o r te l, doch van den zelfden Reuk. In
Moerasfen groeijende is de Steng, zegt de Heer
H a l l e s , fomtyds zes Voeten hoog, maar
gemeenlyk flegts twee o f drie Voeten. De
Bladen zyn ruig en ruuw, langwerpig en verdeeld
in een menigte Vinnetjes, die wederom
Vinswyze zeer diep zyn ingefoeeden; zo dat
menze byna drievoudig gevind mag noemen.
Aan ’ t end der Stengen komen zeer groote
Kroonen, beftaande aan den rand uit mismaakte
I■ flSsPtrraaf ■jgjK&jpÉsaT!
ps& É j
vÈÉÈziït
(*) Loiïel ftelt dit vaftzeggende dat her'zaad der Wilde
Karooten , in een goede Grond en in de Hoven gezaaid
zynde, door de kweeking verandert in tamme Peen of Karooten,
geiyk de Hoveniers tc Antwerpen by Ondervinding
hadden. Kruidt, p. s s 3 •
iIëflllëlÉSil
BPf!
te Bloempjes, die het buitenfte Blaadje zeer IV.
groot en Hartvormig hebben: maar de binnen Af° eie1'*
ften zyn regelmaatig. Het algemeene Omwind- Hoofd.
zei is zo groot als de Kroon, beftaande uitSTUK*
gevinde : de byzondere uit ingefneeden Blaad- Dw ni/X'-
jes, De Bloempjes zyn meest wit, dooh fom-
migen roodachtig en in ’ t midden komen ’er
dikwils eenigen, die geheel rood zyn , voor.
Men heeft ’er ook gezien , die de geheele
Kroon roodachtig hadden. B r e y n heeftze,
by M entz, met donker paarfche Bloemen gevonden,
Bloeijende is deeze Kroon als een Zonne»
fcherm uitgefpreid, maar in ’ tZaad fchietende
trekt zy zig toe en krygt dus de figuur van
een Vogelneftje, waar van de naam ontleend
is. Alsdan beftaat zy uit een menigte van Zaa-
den, die de grootte byna van een Pisfebed hebben
, en door de ftekelige ruigte veel naar een
Diertje gelyken. Dit Zaad wordt onder de verwarmende
geteld. Het is Windbreekende,en,
wanneer men het in Bier laat geften, dan wordt
dit Bier gepreezen , als een uitmuntend Middel
, om de Stonden en de Verlosfing voort te
zetten; als ook tot Waterloozing.
De Tamme Daucus, die men gemeenlyk
Wortelkruid noemt, is het Loof der zogenaamde
Wortelen, Peen of Karooten. Hetzelve ver-
fchilt van dat der Wilden weinig , doch de
Kroontjes zyn veel yler en draagen ook minder
Zaad. Van de Wortels heeft.men, gelykbekend
is»
II, ÜSKLt VIII, STUK,