*!ül H M
33» VïFMsitNlBE' Krui den.
mM
IV. Het wordt van Cameuarids, met regtenbil-
Afdeel. jytheïd , de Peft der Tuinen gehettn, als een
H oofd« Onkruid zynde, dat men naauwlyks öitroeijen
stuk. jjan y et groeit veel aan de Haagen, in Bos-
^Dririuy. ^chen eD Wildernisfen, aan de kanten der Wegen
en Wallen, zo in onze Nederlanden, als in
Engeland, Vrankryk,Duitfchland en.de Zuide-
lyke deelen van Europa, zynde zo gemeen niet
in ’t Noorden. De Wortelbladen zyn als gezegd
is. H et fchfet een gearmde Steng, van drie Voeten
hoog , met drievoudige Bladen en witte
Kroönen , op lange Steelen, en draagt half Ey-
ronde Zaadjes. Het heeft eenige Kruiderigheid,
doch wordt in de Geneeskunde niet gebruikt.
Dus de Tweewyvigen, in deKlasfe derVyf-
mannigen, befchreeven hebbende gaa ik tot de
Driewyvigen over, onder welken het eerst voorkomende
Geflagt van Kruiden den naam voert
van
T U R N E R A .
Van dit Geflagt is de Kelk vyfdeelig Trechterachtig
en de buiten - Kelk tweebhdig : vyf
Bloemblaadjes zyn in den Kelk ingeplant: de
Stempels zyn veeldeelig; het Zaadhuisje eenhok»
kig en driekleppig.
Het heeft zyn naam van den Engelfchman
TyRNERO s , door wïeneenHiftorie der Planten
van Engeland, op een Alphabetifche manier,
is aan ’t licht gegeven. Vier Soorten, altemaal
uitheemfche, zyn ’er in vervat, naamelyk.
( i ) Tur-
P e n t a n d r i a . 233
£1) Turnera met ongejleelde Ploemen uit de IV.
Bladfteelen , de Bladen aan ’t begin met
twee Kliertjes. Hoofd-
De Groeiplaats van deeze Soort is op Jamai-
Va en verder in de Westindiën. Men vindt ’er Turnera
fraai je Afbeeldingen van , zo door den Heer öekueidc*
L innzeüs zélf , uit den Cliffortfchen Tuin, ,
als door den Engelfchen Heer M a r t in aan ’ t
licht gegeven. Sl o a n e noemt het Ciflus met
Brandenetel - Bladen , geele Bloemen en driehoekige
Zaadhuisjes. De Bladen gelyken veel
naar die der Olme o f Ypeboomen. Het iseenigs-
Zins Heefterachtig. Men kan fomtyds naauwlyks
onderfcheiden , of de Bloemen op de Bladfteelen
dan in de Oxelen zitten ; dewyl de Bladfteel zo
kort is in fommige Planten. Men vindt ’er eene
Verfcheidenheid van, die de Bloem kleiner met
gefpitfte Blaadjes, en Blikjes zonder Klieren,
de Bladen ftomper heeften de Meelknopjes niet
g e e l: zynde deeze door den Heer M i l l e r
afgebeeld.
(2) Turnera met ongejleelde Bloemen uit de ^ rr.
Bladfteelen, de Bladen zonder Kliertjes. “oóge-
Dee-klierde’
( i ) Turnera Flor. fesfil. Petiolaribus &c. Syst. Nat. XII,
Gen. 373- p. 22o. Neg. XIII. Gen. 376- P- 245. Turn. Pol. Serr.
Petiolis Floiifetis. H. Cüff. n a . T. 10. R. Lugib. 424-Turnera frut. Ulmifolia. Pl-UM. Gen. 15. MART. Cent. T. p. 49. Ciftus
.Urticje folio , Fl.luteo. Sloan. Jam. 8«. HUI. I. p. 202. T. 127.
f ,4 , jL RAJ. Dendr. 492* GOVAN Monsp. i j j .M i i .1.. Ie. T .
268. f. 2.
( l ) Turnera Flor. fesfil. Petiolaribus 8cc, Am. At ad. V. p.
p 5 3SS,