IV. G v p s o p h i l a . Gipsminner. Afdeel.
Hoofd- De Kelk is eenbladig, Klokvormig en hoe-
stu k . * kig in dit Geflagt , roet vyf Eyronde, onge*
TwMwy-fleelde Bloemblaadjes : het Zaadhuisje Kloot.
v's‘‘ rond, met ééne Holligheid.
Tegenwoordig bevat hetzelve tien,; meest Eu*
ropifche Soorten.
i. ; £i) Gipsminner met Lancetvormige Bladen,
npts.p ' a de Meeldraadjes korter dan de uitgerande
*iu,pende. Bloem,
De Planten van dit Geflagt zyn,. door haare
Bloemen en Gewas, veelal Anjelierachtig en
gelyken tevens naar Muur. Dus is de tegenwoordige
Kleine Steen - Anjelier met Grasachtige
Bladen getyteld van C. B & u h i n u s,
Haare Groeiplaats is op de Bergen van Siberië,
Ooftenryk , Switzerland en de Pyreneen. De
Wortel, zegt de Heer Haller, is eenige
Voeten lang, niettègen{taande de Stengetjes
maar een half Voet hoog zyn, met veetc frnalle
dikachtige Blaadjes , fpits gepunt, draagende
de Bloempjes, die Vleefchkleurig zyn , op naakte
Takjes, ais in Kroontjes, aan ’tend,.
(2) Gips*
(2) Gypfopbtia Fot. Lanceolatis &c. Syjl. Nat. XII. Gen.
SJS. p. (06. Veg. Xltl- Gen. 56}. p. 346. Am. Aead. III.
p, 23. Ger. Prov. 409. T. i j . 1 2 . Saponaria Caule fimpiici
&c. H. Cltff. 166. Ha l l . Helv. 3S0. N. 6. Ropp. ftn .n j.
Alfine Örietitaüs ahisfirna Sfc. BuXB, Cent. III. d. 32. T. <Jo,
CaiyóphyUiis faxatiUï fol. Gramiij, minor. Q. B. Pin. ïs j .
\
(a) Gipsminner met Lancetvormige effene Biet- W.
den , verjpreide Stengen en de Stampers1 F XI®U
langer dan de Klokvormige Bloem. H oofdstu
k .
Deeze fchynt weinig van de voorgaande te ir.
yerfchillen en de Groeiplaats is ook op de
ropifche Bergen. negende.
(3) Gipsminner met Lancetvormige rüUWS p J U t
Bladen en omgekromde Bloemen, die twee- piuim-
huizig zyn. bloemige,
In Woeftynen van Siberie en Tartarie groeit
deeze , die zeer kleine Bloempjes heeft, met
lange kromme Stylen.
(4) Gipsminner met Lancetvormige byna drie- iv.
ribbige Bladen en regte Stengen. z,yL~*
hoog.
Van de volgende verfchilt deeze, die in Siberie
groeit, bovendien, door twee of viermaal
zo groot te zyn, hebbende een opftaande Steng
van anderhalf Voet hoog en Bladen van een
Vinger lang en breed,
O) Gips-
( 2) Gypfopbtia FoI. Lanceolatis Ixvibus &c. Alfine an-
guftifolia Catyophylloides multiflora glabra piupurascens pe-
rampla Radice Aftragiliti. PLUK. nim. 22. T. 75- (• 2.
(1 ) Gypfopbtia FoI. Lanceolatis fcabris &c. Am. Acad.
Hl. p. 23. Alfine ftuteseens Caryophylli folio , Flore paria
albo. GEBB. Tanasf 15-
(4) Gypfopbtia Fol. Lanceolatis fubtrinerviis &c. Sapona-
tia Calycibus pentaphyllis &c. H. Ups. 10j.
Nn 5