IV.
Afdeel.
x i .
Hoofd»
stuk*
Eenwy
vitf.
berugt geworden door een Brief van den Heer
E l l i s aan LiNN-f f ius, te Londen, den 23
September 1769 gedagtekend; waar in die fchran-
dere Natuur - onderzoeker meldt, hoe hem in
’t jaar 1765 , door den Heer C o l l i n s o n ,
een droog Exemplaar gezonden werdt van dit
Plantje, ’tgene in ’t uiterlyk aanzien veel naar
dat Kruid , ’t welk men Zonnedaauw noemt,
fcheen te gelyken , doch bevonden werdt de
Kenmerken te hebben van een nieuw Geflagt,
zynde door zyn Ed., derhalve, Dionceagedoopt.
Het was door den Heer B a r t r a m ,Koning-
lyken Botanist in Philadelphia, overgezonden.
Vervolgens kreeg men van den Heer Y oung ,
van daar, verfcheide levendige Planten, in Engeland,
en wierd tevens van deszelfs Eigen-
fchappen onderrigt.
Het groeit op Moerasfige Heijen, tusfchen
Noord- en Zuid - Karolina , op omtrent 35
Graaden Pools Hoogte, en bemint vogtigelom-
merryke plaatfen, bloeijende aldaar in July en
Auguftus. Hier zyn de Winters kort en deZo-
mers zeer h e e t, gelyk in Portugal en Spanje.
Uit een Schubbigen Wortel geeft het veele Bladen
, waar van de grootten, hem voorgekomen,
de langte van drie en de breedte van anderhalve
Duim hadden. Z y beltonden uit tweededen,
waar van het onderte Hartvórmig i s , met de
Punt
E l l ï s - Epi/l- e u m I c o n e c ro lo ra to . A n g t . i t em G e tm . L a t .
& Belgice. Quairo.
punt naar den Wortel gekeerd en dit diende
als tot een Steel voor het eigentlyke Blad, dat Xi.
op ’t breede end zittende als een tweede Lid Hoofd-
uitmaakt, zynde de gemelde Vliegenknip. ST^
Dit Blad, naamelyk* betaat uit twee Kwab- ^ or*m
ben o f Lippen , van half Eyronde figuur, op
de kant ieder een ry van flyve Bortels hebbende,
en van binnen met kleine roode Kliertjes
bedekt, diezig, door ’t Mikroskoop, byna
als Aardbefiën verwonen. Doch die aanmerke-
lyke roodheid hebben alleen zodanige Bladen
van de Plant, welke voor de Zonnefchyn bloot
ftaao. Voorts bevinden zig , in ’t midden van
ieder Kwab, tusfchen de Klieren , drie kleine
regtoptaande Doorntjes. Deeze Kwabben gaan
niet open , wanneer zy iets gevat hebben, dat
’er tusfchen fteekt; maar wel als men het ’erge-
makkelyk kan uithaaien: wil men zulks met geweld
doen , zo breekt veeleer de eene Kwab
af. Ondertusfchen worden door gedagte Kliertjes
verfcheide Infekten, gelyk Vliegen en anderen,
aangelokt , die, zo dra zy ’er omgaan zitten
, bekneld raaken, door het fluiten der Kwabben
en dood gedrukt: want de gemelde Stekeltjes
en Haairtjes houdenze vast, zo dat zy niet
ontwortelen kunnen. De zelfde fluiting der
Kwabben gefchiedt, wanneer men ze met een
Stroohalm o f Naald van binnen aanraakt.
Het Kruid maakt een Steng van omtrent een
half Voet langte , die regtopflaat en rond i s ,
uitloopendein een Trosje Bloemen, Sneeuwwit
LI van
Ri d u l vul. Stuk.