A f d e e l »
x.
H oofd»
• T U K »
I.
Casjytbt
JFilifirmis.
Draadach- tig.*
VIL
Stok; , bl.
i 19'
( 1 ) Vlegtkruid met Draadachiige losfe Ranken*
Den Griekfchen naam Casfytha, behoorende
tot het Warkruid, in ’t Latyn Cuscuta y dat
ik reeds befchreeven 'heb * , is gegeven aan
het uitheemfche 'Kruid van dien aart, ’t welk
men aldaar dergelyken naam geeft. Het valt in
Oost- en Westindie. Aan de Kust van Mala-
bar noemen de Hollanders het Meer-Vlegt-
worteL R üMPHi ü s meent dat de Indiaanen
van ’t woord Cuscuta hun Koes - Koes gemaakt
hebben, waar mede zy allerley Bygewasfen der
Boomen , die een warrig aanzien hebben, betekenen.
Aan het tegenwoordige, dat, gelyk
het Europifche, veelerley Kruiden en Heeflers
omftrengelt en verflikt, hadt men geen .Wortels
in de Grond kunnen vinden. De Heer
J a c q u i n nam dit Vlegtkruid in de Westin-
diën, by Karthagena, waar, en heeft de Zaaden
daar van, door zyn Ed. medegebragt ,in de
Keizerlyke Broeyhuizen te Weenen uit den
Grond op gekreegen : waar uit blykt, dat het
weezentlyk, even als Ons Warkruid , zynen
eerften
f i ) Casfytha Filiformls laxa. Sy/l. Hat. XIL Gen. jöö.
p. 281. Ceg. XIII. Gen. 505- p. 3»*- OSB. Itin. .24.3. J/CCQ,
Amtr. 20. H(l. n j . T. 79. Cuscuta altera f. major. C a-
mbll. L uz. I. N. 1. Pf.T. Gaz. 77*.T. 49. f. 12. Cuscuta
Baccifera Barbadenfium. Pl u k . A lm . 126. T. 172. f. 2.
Cusfuta. Rumph. Amb. V. p. 49i. T. 184. f. 4 . Acatfia-Yal-
li. H m . Mal. V , p . 8 3 . .T . 44*
perften oirfprong in de Aarde heeft, gelyk or* IV.
dinaire Planten. x.
’t Gewas gelykt naar de Europifche Cuscuta Hoofd-
veer l doch verfchilt in de Vrugtmaakende dee-STUK*
len , we lk e, dat zonderling is , veel overeen- nia%
komst met die yan den Laurierboom hebben.
Het beflaat uit een menigte van Takkige ,
Draadige , Ranken , welke de Planten, daar
het by kan komen , als met Pootjes vatten, zo
dat men hetzelve ’e r , zonder kwetzing, niet af
kan fcheuren. Zyn Ed. bevondt, dat het een
driebladig Bloempje hadt in een driebladig Kelkje;,
’t welk dan famen een zesdeelige Bloem uitmaakt.
De Vrugt is een Nootje, gekroond met
een puntje van de blyvende Meeldraadjes.
f 2> Vlegtkruid met Houtige gedoomde Ranken. ir.
v ^ ° Casfyiba
Deeze Gehoornde Soort hadt de Heer B o r - ^ mcaU
M A N N O S , in ’t jaar 1 7 5 8 , van Java out van- G e h a o m d .
gen , onder den naam van Bloem zonder Blad
draagend Rankgewas. Zyn Ed. heeft hetzelve
met Hoorntjes , die naar Doornen gelyken en
met de Vrugten, afgebeeld. R um p h i u s
fpreekt wel van een Hoornachtige Cuscuta, die
men op de Gebergten van Celebes vindt, doch
merkt hetzelve maar als een Soort van taay Garen
aan , dat de Indiaanen tot Vlegtwerk gebrui.
( 2 ) Casfytha R am i s lig n o li s fp in o f is . BU H .u . S k Ind.93.
T . 33. f . i . Mant. 7 3 2 . C a s f y th a C o r n e a . RUM PH - Amb. VJ1. p. J2.
I i