59Ö T i e n m a n n i c e ? K r u i d e n :
IV. lyke deden van Europa , en in Friesland, vol-
gens Meese. In geheel Rusland is het op de
H oofd- Koorn - Velden gemeen. In de Tuinen komt
STUK’ fomtyds een, Vrouwelyke Verfcheidenheid voor,
v?&™wy- die kleiner is dan de Tweeflagtige Men vindt
het ook met breeder of fmaller, met gladde,
met ruige Bladen , en meest met witte, doch
ook met roodachtige en paarfche Bloemen. De
Steng is ongevaar een Voet hoog, opftaande,
zeer Takkig met fpitfe gepaarde Bladen. , Van
de Meeldraadjes zyn vyf langer , vyf korter,
zo de Heer Haller aanmerkt. Het Zaadhuis«
je is rondachtig gefpitst en gaat met vyf Punten
open , bevattende Nierachtige Zaaden.
De Wortel van dit Kruid is wel wit en taa-
melyk lang; doch dezelve wordt geenszins ge-
houden voor het Beken album der Arabieren,
het welke van een Soort van Centaurea afkom-
ftig zoude zyn,
m. (3) Blaaskelk met Jlomp Eironde Fleezige Bh>
CucubtluS ,
Tabanus. UeU.
Boonbladig.
Op Sicilië is deeze Soort waargenomen, die
door de gedagte geftejdheid der Bladen aanmer*
kelyk verfchilt.
(4J Blaas-
(3 ) Cueubalus Fol. obovatis Carnofis. R. Lugdb. 448*
Lychn, maritima Satxatilis Fol. Anacarapferotis. T ourna
Cor. 24. Boers. Lugdb. I. p. 214. Behen album f. Pole*
ntonium Saxatile, Fabaris folio Siciilum. BOCC. Mus. U3«
T. js,
D e c a n d r i a .' 597
(4) Blaaskelk met zydelingfe overal neerleggen- IV,
de Bloemen, onverdeelde Stengen, de Bladen
van onderen agterom geboogen. H oofdstu
k .
Een zodanige Soort vondt de beroemde T our- iv.
tiEFORT op zyn Levantfchen Reistogt, naby den
Berg Ararat in Armenie, met Stengen van drie Lyraciis-
Voeten hoog: doch deeze hadt de Kelken niet
Blaasachtig. Hier mede fchynt een Lychnis, in
Sweeden, Italië en'Engeland, wild groeijende,
die by nagt bloeit, overeen te komen. De Steng
is wat kleverig, de Bladen omvatten dezelve en
de Bloemblaadjes zyn diep in tweeën gedeeld.
(5) Blaaskelk met vier Blaadjes in 't kruis. v.
Stellatus.
' In Virginie en Kanada vindij men dit Kruid , Geftemd’
dat in geftalte naar een Soort van Gentiaan ge-
lykt, geevende uit ieder Knietje vier Blaadjes,
die de Steng omvatten, en het naar de Geftern-
de Kruiden doen gelyken. Het heeft vierdeeli-
ge Bloemblaadjes, wier Kwabben nog bovendien
in tweeën zyn gedeeld. Het Zaadhuisje gelykt
naar een Bezie.
(6) Blaasf4)
Cueubalus Flor. later, undique dectimbentibus &c. FL
Susc. II. N. 386. Cucub. Fol. amplexioaulibus &c. R.
Lu^db. 448 i Lychnis montana viscofa &c. T il l . Pis. ioj.
Lychnis Or. maxima Fol. Bugiosli undulato. Tourn. Cor.
24. Ititt. II. p. T. l&l,
(s) Cueubalus Fol. quaternis. H. Ups. iio . Dry pis Fol.
qnat. COLf). Nov. io«. Silene Fol. quat. Gron. Firg. so.
Lychnis Caryoph. Virginianus, Gentiana: foiiis Scc. Raj. Hifi.
J89y.
Pp 3