IV. dagte V a i l l a n t noemtze, zo wel als de
A fd eel . voorjge } Aljinafirum , dat is naar Muur gely-
HoofD' kend Kruid , doch geeft ’er ’t Loof aan van Wal-
stuk. ft-r o o t en onderfcheidt hetzelve van ’ t Muur
jTarwy- ^oor eenen eenbladigen Kelk. T o u r n e f o r t
noemt ook een Alfinaltrum met Loof van Gods-
genade. De Heer V a i l l a s t toont in zyne
keurlyke Afbeelding van dit Kruidje aan, hoe
de Bladen van het onder Water zynde gedeelte
meer naar ’t eerstgemelde , en die van ’t boven
Water uitfleekende naar die van ’tlaatstgemelde
Kruid gelyken: zo dat het eene zelfde Soort is.
Een o f twee Duimen verheft zy zig met haare
Stengetjes boven ’t Water, en gelykt dan wel
wat naar de zogenaamde Katteftaarten. In de
Oxels van die Blaadjes zitten holle Kelkjes,in
vieren gedeeld , een vierbladig Bloempje bevattende,
waar op een rond Zaadhuisje volgt,
dat in vieren fplyt , even als in ’t voorgaande.’
D e Groeiplaats was in verfcheide Meirtjes der
Bosfchen omftreeks P a ry s , alwaar het in July
en Auguftus bloeide.
X. HOOFDX
. H O O F D S T U K .
A fdeel.
x.
H o o f d stu
k .
Befchryving der N e g e n m a n n i g e K rui -
d n (Enneandria,) dat is, die negen Meeldraadjes
hebben , van welken maar weinige
Gejlagten, en daar onder de Rhabarber, voorkomen.
T n deeze geheele Klasfe zyn maar zes Ge-
**■ Aagten begreepen, van welke ik drie, naa-
melyk, dat van den Laurierboom, den Lau-
rus> T in u s , en het Anacardium, te vooren onder
de Tienmannigen gerekend, reeds in haare
Soorten befchreeven heb. Nublyven dan nog drie
ter befchryvinge over, waar van het eerfte onder
de Een- , het tweede onder de Drie. het
andere onder de Zeswyvigen forteert, als volgt.
C a s s y t h a . Vlegtkruid.
De Bloem , die voor een Kelk verftrekt, is
zesdeelig : het Honigbakje beflaat uit drie geknotte
Klieren, welken het Vrugtbeginze! omringen:
de binnenfte Meeldraadjes zyn Klier-
draagende: de Vrugt is eene eenzaadige Pruim
in dit Geflagt, ’t welk thans twee Oostindifche
Soorten bevat, als
w » D e e l . V I I I . St u i t » CO Vlegt