»
nm
m
K i
iV B e s c h r ï v i n c DBS
IV.
A fdeel.
VI.
H oofds
t u k ,
'Tvjeeviy* 9W+
Dit Kruid heeft zyne Groeiplaats aan den
voet der hooge Gebergten in de Zuidelyke dee-
len van Europa. Sommigen hebben het Wyfjes-
Sanikel genoemd , anderen betrekken het tot
het Nieskruid. In de Tuinen is het bekend ,
hebbende een Steng van een pile hoog, die zig
boven Takswyze verdeelt, in de gezegde Bloem-
kroontjes , welke het omwindzel witachtig o f
paarfchachtig hebben. Men vindt ook een kleinere
van deeze Soort , van welke misfehien
G ouan fpreekt , waDneer hy de hoogte van
een halven Voet aan dit Kruid toefchryft. In
Provence groeit het wild, aan den voet der Eer-
gen, gelyk in Switzerland. De Bladen, die uit
den Wortel voortkomen , zyn helder groen.
Van de vrugtbaare Blommetjes komen dubbelde
rondachtige Zaadcn , die in een geplooid Huikje
vervat zyn.
De Wortel komt in Reuk byna met de Con-
trajerva overeen. Hy purgeert, doch zagter dan
de Nieswortel. Het Extrakt dryft Water en
Slym af.
ii.
Afiraniia
rainor. '
Klein.
( 2 ) Sterrekruid met gevingerde Zaagtandigg
Bladen. ’ Ge-
3ï4. p. 203. Veg. XIII. Gen., 3,27. p. 22/. Ha l l . Hflv. 435»
H. Cliff. 8 8. Hetleborus niger Saniculæ folio. C. B. Pin.
JS6. Veratium>, nigrum. Dob. Tempt. 357. Aftrantia nigra,
X.OB, Icon. 681. G OU AN Monsp. 132. GER. ProV. 231.
(2) Aftrantia Fol. digitatis fêrratis. Aftr. Föl. digitatis
lèptenis. HALL. Iltlv. 440, Helleborus niger Saniculæ folio,
minor. C, B. Pin, 1S6. Prcdr. 57, Hslleb, tuinina}« &c,
Sscc, Sic. 10, T. 6.
K r o o n t je s-K r u i d e n;
'Gezegde Heer H a l l er zegt duidelyk, dat
deeze Soort niet om laag maar op de Alpen
in Switzerland , groeit. Zo vindt men ’t ook Hoofd«,
op de Bergen in Provence. Het voert den naamcT,K'
van Zeer klein Nieskruid der Alpen met de Bloem D‘^ ni*'
van Sterrekruid, by B o c c o n e . Dé Bladen
onderfcheiden het van ’t voorgaande. Zeven of
negen komen in hetzelve op den top der Stee-
len voor, en fómtyds vyf. Het Kroönfjeis geen
Duim breed en altoos wit, met korter Straalen.
B a u h i k ü s zegt, dat de hoogte omtrent een
Handpalm zy , en dat het ook groeit op de Py,
reneen.
B d p l e d r u m. Haazen» Oor.
De Omwindzels zyn , in dit Geflagt, groo£
en vyfbladig: de Bloemblaadjes omgeboogen
o f ingekrutd ; de Vrugt rondachtig, famenge*
drukt geftreept: de Bladen ftyf en fterk geribd,
ïh eenige Soorten als Haazen-Ooren, waarvan
het den naam heeft.
. Het bevat ’er vyftien, waar van alle de
Kruidigen tot ons Wereldsdeel: deHeeüerach-
tigen tot Afrika behooren.
(G Haazen-Oor dat doorbladerig i s , qn geen T*
algemeene Omwindzels heeft. rumrTtln-
Men difotibm.
Rondblï«
(1) Hupte «rum Imroluoris univerfilibus nullis &c. Syft. JV a t.^ '
XII. Gen, 32J. p. *03. Peg. XIII, Gen. 323. p. ais. H.
Ups. 64. R. Lugdb. iqs. Hall. Helv, 437, Perfoliata tuL
B 2 ga