IV. dat naar Komyn fmaakt , zynde Kruiderig van
Reuk , verwarmende en de Kwyl doende loo-
H oofd zen. De Groeiplaats zou op Monte Gargano,
stuk. jn jNjapelfche, zyn. • /
in- (3} Laferkruid met Wigvormige gevorkte Vin*
tïum Ga in* binden*■
f«H0.
ftanfch. Men vindt deeze in de Zuidélyke deelen
van Europa, wordende in Languedok Lafer genoemd.
Z y is van Marfeille aan de Kruidkun-
gen toegebragt , en wordt deswegen Franfch
gebynaamd. De Steng is hoog en ge ft reept;
de Bladen gelyken, in de verdeelingen, naar
die van de Haagdoorn, zo J. B a u h i n u s
aanmerkt, De Wortel is zeer groot en welriekende
, zo wel als ’t Zaad, dat bleekgeel is
van Kleur.
iv. (4) Laferkruid met Lancetvormige, effenran-
fr iiu n f1' dige, ongefteelde Vinbladen.
Smalbladig
Door M o r i s on is deeze, onder den naam
van Groot Smalbladig Laferpitium, met langere
onverdeelde Slippen , afgebeeld. Z y groeit
ook
(3) Laferpitium Foliolis Cuneiformibus furcatis. Laferp.
Fol. Rsmalofis fesf. R. Lugib. 101. Las. Fol. quinqnelobis.
H. Ctiff- 96. Las. Gallicutn. C. B. Pin. 136. Raj. Hift- 42.0.
Las. e regione Masfilia allatum. f. B. Hiß. III. p. 137.
(4) Laferpitium Foliolis Lanceolatis integerrimis. H. Clijf.
96. R. Lugib. }o i. Laferp. anguftif. ma/us. MOKis. HißJ.11.
p. iz i. S. 9. T. i 9- f- 9• Laferp. Fol. lorgioribus 6cc.Pi.uk,
' Alm. 207. T. 198. f* 4.
'iv
ook in de Zuidelyke deelen van Europa , z0AFDEjai,
L i h n a o s z e g t, en men vindtze , zo wel als vi.
de voorgaanden, in de Kruidhoven.
(5 ) Laferkruid met Lancetvormige efenrandige Lvaye v^
Vinbladen , de buitenjlen famengegroeid. tium Prutenieum.
Op fommige plaatfen in Duitfchland komt PEHlsllfch*
deeze voor, die door den vermaarden B b e y n
in Pruisfen ontdekt, befchreeven en afgebeeld
werdt. Hy vergelykt de Bladen by die der Tamme
Daucus of Karooten. Tusfchen dezelven
komt, het tweede of derde Jaar na de Zaaijing,
zegt hy , een Steng fchieten van een Elle of
hooger. De Kroon is groot,uit Straalen beflaan-
de van twee of drie Duim langte. De Bloempjes
zyn Sneeuwwit, en daar op volgen gevleugelde
Zaaden , die zekere Lymerigheid uitgeeven ,
welke de Handen welriekend maakt, als menze,
groen , daar tusfchen wryft. Die Reuk fchynt
als uit Citroen, Benzoin en Wortelzaad , famen-
gefteld te zyn , en de Smaak is niet onaangenaam.
(6) Laferkruid met ovaal - Lancetvormige, ef- SYJ-
fenrandige, gejleelde Bladen. Bergmi».
Hetnen*‘
( s ) Laferpitium Fol. Lanc. integerrimis, extijnis coalitis,
H. Cliff. 90. Bqehm. Lipt. 208. Laferp. Fol. Rad. patent. R.
Lugib. Las. Daucoides Prutenicum. Bbeyn Cent. 167. T. 84.
Laferp. minus. IUVIN- Pent. T. 23. Rupp. Jen. 277. Hall.
Geett. 177. KRAM. Auflr. 74. REIQ. Geian. 86.
(6) Laferpitium Foliolis orali- Lanceolatis H- Cliff.
S f i
{I. DEXL. v it l. stuk.