IV.
'Afd e e l .
XII.
Hoofd.
»t u k .
Vyfvjyvi$
e*
776 T w AALFMA NNIGE KRUIDEN.
Van deeze Soort ook verfcheide Plantjes uit
Oostindie bekomen hebbende, is daar van ins-
gelyks een Takje in Fig. 4. afgebeeld, om het
verfchil aan te toonen. D e Blaadjes zyn hier
veel ronder dan in de voorgaande, doch zo
rond niet als in de A f beelding van dat van Ma-
drasf, by P l u k e n e t ; hoewel z y , door de
witte Wolligheid , die dezelven Zilverachtig
maakt , genoegzaam naar die van den Creti-
fchen Diétamnus gelyken. Voorts komt dit Gewas,
in veele opzigten, met het andere overeen
, inzonderheid wat de plaatzing der Blaad-
jes aan de Stengetjes belangt, maar de Zaadhuisjes
zyn niet zo digt getropt aan hetzelve.
D e Stengetjes zyn hier, inderdaad, wat rimpelig
of gelleufd , doch met meer dan in ’t
voorgaande en ook niet zonder Haairigheid. Het
getal der Meeldraadjes heb ik , in beiden , nu
eens vyf , dan tien of meer bevonden. De Kelk
is vyfbladig, van buiten Haairig, van binnen
glad, gelyk men denzelven, met het Zaadhuisje
daar in , vergroot zynde, by aziet afgetekend
en het Vrugtbeginzel met zyne v y f Stempels
gekroond en door Meeldraadjes omringd, by
b; als ook by c een enkel Zaadje , dat een
wit Vliesje h e e ft , zynde geribd, bruin van
K leu r , niet grooter dan een Zandkorrel, en
dus alhier in langte dertig- dat is Lighaamelyk
27000 maal vergroot.
Den Heer F o r s k a o h l zyn , in Arabie en
Egypte, behalve de Lotoides , nog twee andere
D o d e c a n d r i a . 777
re Soorten van Glinus voorgekomen. De eene . IV.’
# A f d e e l noemt hy Setiflorus, om dat de Bloemblaadjes, XIt_
welken zy menigvuldig heeft, aan het top-end H o o f d -
in drie o f vier Bortiels verdeeld zyn, zo lang 8™K*
als de Meeldraadjes , wier getal meer was dan
tien. Wegens de Vrugtmaakingfchynt inzonderheid
dit Plantje, dat ronde knoopige Stengetjes
en rondachtige, kranswys geplaatlte, gedeelde
Bladen hadt , hier t’huis gebragt te zyn. Hy
vondt het^by Dahi , in een uitgedroogd Moeras.
De andere, welke zyn Ed. in Zandige
Grond-, op de eerfte Rustplaats der Karavaan
van Kairo naar Mecca aantrof, lag geheel op
het Zand uitgefpreid. Hynoemtze Glinus Cry-
Jiallims, om dat de Stengetjes, maar een Vinger
lang zynde, t’eenemaalals met Kandy-Zui-
ker begroeid waren, even als in het zogenaamde
Yskruid. Ditzelfde hadt ook in de Blaadjes
plaats en de Bloemen , van grootte als een
kleine Erwt , half ingedooken in het bovenfte
der Stengetjes en Takjes , vertoonden zig als
Wratten, ’ t Getal der Meeldraadjes en derzel*
ver plaatzing was zeer ongelyk en ongeregeld
in deeze Soort , gelyk in de overigen van dit
Geflagt (*),
Het laatfle Geflagt, in deeze Klasfe opgetekend
, dat tot de Twaalfwyvigen behoor^,
voert den Latynfchen naam van
S e m >
(*) Flor. JEgyft. Ar ai. p. 9 J.
D d d