IV.
Afdeel,
XI.
Hoofdstuk.
Etnvjy
vige*
in fommigen meer, in anderen minder plaats,
gelyk men, de Afbeeldingen van L ob e l , D 0-
DONiEus en C a m e r a r i u s , vergelykende
kan zien. By den eerften komen zy ’er vry
wel mede overeen ; by den anderen zynze
bynarond, by den derden ovaal. Nogtbansbe-
hooren deeze drie tot de eerfte Soort, De Bladen
komen uit den Wortel, op lange Steden
voort, en blyven het geheele Jaar groen, waar
van de Hoog- en NederduitfChe als ook de
Eogelfche naam. Daar tusfchen fehiet eenSten-
getje van byna een Voet hoogte, dat op ver-
fcheïde manieren met Bloemen is bezet en daar
op volgen ronde vyfhoekige Zaadhuisjes, met
veele kleine Zaadjes gevuld.
Van deeze Soorten van Wintergroen groeit
de eene hier, de andere daar, zo in ons We*
reldsdeel, zelfs in Lapland, als in Noord-Amerika.
Men vindt ’er Heefterachtigen onder, ge-
lyk de derde , vierde en vyfde, welke laatfte
tot nog toe alleen in de Bosfchen van Maryland
fchynt waargenomen te zyn. Deeze heeft eeni-
ge fterk getande Bladen aam de Steng, met een
witte Streep overlangs getekend. De zesde, die
eenbloemig i s , groeit overvloedig in de Noor»
delyken deelen van Sweeden en Rusland, in de
Bosfchen , als ook op de booge Gebergten van
Switzerland en zelfs op de Alpen tusfchen Pro-
vence en Italië. C l u s i o s vondt ze ook op
de Ooftenrykfe Gebergten. Volgens den groeten
B o e r h a a v e is deeze laatfte, zowel
als de eerfte , een inboorling van onze Neder- IV.
, Afdeel
landen. xi.
Door alle de Soorten van Wintergroen wordt Hoofd-
de kaale Grond der Bosfchen , in de Zomer ,5TDK*
ongemeen verfierd , en ’s Winters , daar g e e n ^ * ^
Sneeuw le g t , niet minder. De eerfte is wegens
baare famentrekkende hoedanigheid en als een
Wondmiddel berugt , wordende het Kruid ,
zo inwendig in A f kookzel , als uitwendig
gebruikt. T o t Verzweeringen in de Borst en
Teering vindt men ’t ook aangepreezen. De
andere Soorten fchynen van de zelfde kragt te
zyn.
Onder de Tweewyvigen komt eerst voor, het
Geflagt van
T r i a n t h e m a . Driebloem.
Dus genaamd om dat ’er meest drie Bloempjes
by elkander voortkomen. De Kenmerken
beftaan in een Kelk die een fpitsje heeft onder -
de punt en in vyven is gedeeld o f vyfbladig , '
zonder Bloemblaadjes, ’t Getal der Meeldraadjes
is doorgaans v y f , doch fomtyds ook tien
of meer: het Vrugtbeginz elflomp, wordende
een Zaadhuisje dat Ringswyze fplyt. Doch ’er
komen aanmerkelyke veranderingen in voor: des
men hier byvGegen kan , dat het Kruid zeer
naar ’t Porfelein gelykt.
Thans zyn ’er drie Soorten in aangetekend,
allen uitheemfche, naamelyk
LI 5 CO Drie