IV. Dit heeft niet meer hoogte dan ’c voorgaande.
A fdeel. Sommige Bloempjes komen uit de Oxels der
H oofd* Blaadjes, die Vleezig, dun en fpits zyn,enkeld
stu k . voort, anderen tropswyze aan ’t end der Takjes ,
rjfuy- gelyk in de Vettekous. Het heeft een eenbladi-
%>£e gen vyfdeeligen Kelk, met vyf kleine witte Bloem»
blaadjes , die veel kleiner zyn. ’t Geen B er *
q jus onder deezen bynaam befchryft, is wat
verl'chillende, en heeft het getal der VrugtiMa-
kende deelen fomtyds zes,
xv. (15) Dikblad met een Kruidige opfiaande Steng
CrasfuU en gegaffelde Takken, met gepaardeJlomp
^Bodteiig. Eyronde Borjlelige Bladen, de Steeltjes een-
bloemig. ,
Van deeze wordt gemeld, dat de Steng, een
Span hoog en wat ftekelig is; de Bladen gepaard,
geftreept, effenrandig, de onderften dikwils gedeeld.
Veel Bloemen komen op enkelde Steeltjes,
aan ’t end der Takjes voort, wier Kelken
Borftelig zyn (* ) .
xvi. C16) Dikblad met een Kruidige leggende Steng;
jWussffjt. cjg glazen gepaard, Eyrond, bultig en op
.Mosdcnifp”« o
elkander leggende: de Bloemen eenzaam en
ongefieeld. De
(is) Crasfula Caule Herb. erefto dichctomo ,FoL öbovatis
ftrigofis, Bedunc. unifloris. Am. Aead. VI. Afr. 9.
(*) Calyces flrigofi ft'iat ’ et in Am. Acad. Dit betekent ,
dat zy , gelyketwys de Bladen, met kleine Botftelige Haait-
tjes bezet zyn. PhU. Bot. p. 219, 45.
(16) Crasfula Caule Herbaceoproftrato , Fol, opp.ov.gibbiS
imbiicatis, Flor. feslilibus folitariis. Am. As ad. VI. Afi:« io.
De Stengetjes zyn Draadachtig, zelden T a k -^ ^ *
kig in deeze zeer kleine Soort, welke zeer klei- vi. *
ne Vleezige Blaadjes heeft. De Bloempjes zynH°0FB'
van langte als de Blaadjes^ *TU1C‘
Ci?) Dikblad met gepaarde ovaale platachtige xvir-
ver afjtandige , op de kant gehaairde Bla- cm«t<?.
den en endelingfe Bloemtuiltjes. Kanthaat»
Deeze Soort groeit omtrent een Voethoog,
met een kort Stengetje, dat verfcheide Takjes
uitgeeft, die met Blaadjes als van Huislook,
doch by paaren kruislings geplaatst, bezet zyn.
Men vindtze in de Europifehe Kruidhoven.
(18) Dikblad met gepaarde Eyronde gejtippel- xvitr.
de kanthaairige Bladen, de onderJten lang-^^ '^d>
v/erpig.
Een rond Stengetje , met Vleezige Blaadjes
Van gezegde figuur, die met kuiltjes geftippeld,
van onderen verhevenrond zyn, en op de kant
zeer fyn gehaaird: zeer korte Tuiltjes in de Oxe-
len , van witte Klokswyze Bloempjes, metpaar-
fche Medknopjes, heeft deeze Soort.
(19) Dik-
(17) Crasfula Fob oppoiïtis ovjlibus planiusojlis , diftinc-
tis, Ciliatis. H. Cliff. 496. R. Lu%db. 4,5. Crasfula Caules-
cens Fol. Sempervivi ctuciatis. D m . EJth. 11c. T. 98. f.
UÖ.
( 18) Crasfula Fol. oppofitis ovaris pun&atis ciliatis Sce.
Crasfula Cau e fiaccklo &cc, MlLL. Ditt. Te.ephitun Frutes-
Cens &c. Ra;. Suppl. 118.
II. DEEL. VIII. STUK.