IV.
Afpeel.
VI.
H oofdstu
k .
'Tiijeeniy-
Vl£C,
ir,
Pa/iinaca
fativa.
Gewoons.
* Bladz. 43-
de Bladen Hart vormig, byna gekwabd, ftyfach-
tig , rimpelig, glanzig, aan den rand met fpitfej
Tandjes. De Bloemblaadjes zyn geel, de Zaaien
famengedrukt en Schyfrond. Men heeft
zulks in de Upfalfche Tuin waargenomen.
( i ) Pinfternakel met enkeld gevinde Bladen.
, In de middelde en Noordelyke deelen van Eu*
ropa groeit deeze zo wel als in de Zuidelyke ,
waar zckerlyh door een misflag,
de Woonplaats geheld hack i *). In onze Nederlanden
en elders , komt het riet alleen wild voor,
in de Weiden, als • ook, op fommigt: plaatfen ,
aan de Wegen; maar. men vindt het ook in de
Tuinen en op de Moeslanden, door kwceking
tam gemaakt , als wanneer het de zogenaamde
Pinfiernakels uitlevert , die men niet met de
Witte Wortelen verwarren moet, gelyk bevoo-
rens is aangemerkt * In de meeüe Taaien van
Europa, zelfs in ’t Poolfch en Bóheemfch, heeft
het een naam van ’t Latynfch woord PaJUnaca
af-
(a). Taflinaea Fol. fiinpliciter pinnatis, H- Ciiff. Ups. R,
La^di. 114. Fit Saee. GORT. Btlg. »3, GoUAN. Monsp. 1+9.
GER. Prov, aj4. g . Paftinaca fylv.latifolia Sc Paft. fativa lati*
fölia. C. B. Pin. is s . J3on. Pempt. 6%o. Lob. Ion. 705.
( ? ) In Spec. Plant, naamelyk, alwaar zyn Ed. zegt. habitat
in Europa AuflralitrU ruderatit &• p a t e n t hebbende te
voaren , in Horto Cliffertiano, veel beter daar van gezegd ;
ere ten, in Anglia , Italja, Germania, Sec, en hetzelve nader,
hand . zelfs in Sweeden gevonden : groeijende dit Kruid in
Fomraeren aan de Ooft zee ook in Jt wilde zeer overvloedig.
Vid. WElGgI.il Fier. Pm , Rug, p,
afkomftig, welke ook dikwils aan de Daucus ge- i v ’
geven wordt, om dat men gemcenlyk dé Wor-Afdeel;
telen verwart. De Engelfchen noemen ’t ook Par- Hoofde
fnip, de Franfchen Panais, de Italiaanen Ela- stuk.
phodosco, naar den Griekfchen naam van dit Kruid , D'wnia.
als ftrekkende tot Voedzel der Herten.
\ Gewas is echter grootelyks daat van ver-’
fchillende» Men vindt het Breed* en Smalbladig.
De Steng groeit eens Mans langte hoog. De
Bladen zyn zeer lang , met kort gedeelde j gepaarde
, half driekWabbige Vinnen, die verfchei-
delyk rondom getand zyn, voor’t overige'gelyk
en glanzig, De Kroonen zyn lugtig, met lange
Straalen : de Bloemen g e e l, het Zaad welriekende.
De Pinkftemakels, die in ’t wilde, o f in een
fchraale Grond, dun en klein zyn , worden, in
een zwaaren Grond , inzonderheid in de K le y ,
uitermaate groot. Ik heb ze gezien van by de
drie Voeten lang en aan *t Kop-end byna een
Vuist dik. Z y verfchaffen, gekookt zynde, een
aangenaam en gezonde Toefpyze, tot Vleefch
en Vifch; of ook gefnipperd en met Olie, Azyn
' cü Peper beftrooid, onder Latuw o f Salade, en
van de Duitfchers worden z y , om den Smaak
en G eu r , in ’t Wortel-Moes gekookt. Men
wil zelfs, dat de naam van hunne bekwaamheid
tot Voedzel afkomftig zy ( f ) . Door Koude en
Vorst
( t ) Paftinaca vccata, quod cjus Radix prxcipuas fit paftus
N 4 «o*
h. Dist. via. sxui«