j y 4 uit beftaan, hebben dergelyke Omwindzels, zo
'Afdeel, lang byna als hunne Straalen. Het Zaad, dat
H oofd- eene ovaa^e figuur heeft, verfchilt byna van al-
sTüK. Ie Zaaden der Kroontjes - Kruiden daar in , dat
JTweewy- deszelfs Doorntjes Haakig omgeboogen zyn ,
gelyk men dit by A , in zulk een Zaadje, dat viermaal
in langte en dus vierenzestig maal vergroot
is , kan befchouwen. Al het overige van deeze
Plant is in de Natuurlyke grootte afgetekend.
A U T E D I A.
De Heer L i n n ^ us heeft dit Geflagt benoemd
naar wylen den kundigen Sweed A r-
t e d i , inzonderheid door zyn Samenftel der
Visfchen vermaard, en wien de Kruidkunde ’t
gebruik van het Omwindzel der Kroontjes-
Kruiden, in de bepaaling der Geflagten , zo de
Ridder erkent, is verfchuldigd.
De Kenmerken zyn, Vindeelige Omwindzels;
de middelfte Blommetjes Mannelyk of onvrugt-
baar: de Vrugt door Schubben ftekelig.
| De thans eenigfte Soort ( i ) , waar van de
Squamata» Kruidkenner R a u w o l f het Zaad, op den Berg
^Gefchub. Lj[-,aBon ingezameld, door Europa verfpreid heeft,
is door T o u r n e f o r t gevonden in Klein Afie.
Men
( i ) Artedia. Syft. Nat. XII. Gen. 329. p. 2x55, Ueg. XIII.
Gen. 332. p. 228. H. Cliff, 89. Ups, jg. R. Lugdb. 96.
Gron. Or. 81, Thapiia Orientalis Aneth. folio tic. Tournf.
Ctr. 22. hin. II. p. is s - Gingidium Freniculi folio. C. B,
Tin. 151. Raj. Hiß, 4+3, 46s. Gingidium Rauwolfii. Cam.
Hort, p. 87* T. is .
Men houdt het voor ’t Gingidium van D i o s c o- IV.
r i d Es , datdoprCa m e r a r i o s isafgebeeld, Afd e eu
groeijende ook in Syrië. B a u u i n u s noemt Hoofd-
het Gingidium met Venkelbladen. stuk.
Het heeft een dunnen W o r te l: de Stengen D’SJn!*‘
zyn zelden hooger dan een Span, krom en dun,
met Bladen bezet, welke naar die van Dille ge-
lyken , twee o f drie Duimen lang. De Kroontjes
zyn anderhalf Duim breed, met een Om-
windzel van v y f fmal- Vinnige Blaadjes, langer
dan de Kroon. Het Zaad is Eyrond en heefteen
breeden Zoom , die als uit platte Schubben
fchynt te beftaan.
D a u c u s. Wortelkruid.
D e Bloemen zyn iets o f wat geftraald , allen
tweeflagtig, in dit Geflagt, ’t welk de Zaaden
bezet heeft met ftekelige Haairtjes. Het bevat
v y f Soorten, als volgt.
( i ) Wortelkruid met Stekelige Zaaden; de Blad- n ’acu
Jleelen van onderen geribd hebbende. Carota.
Door reen‘
(1) Daucus Sem. hispidis , Petiolis liibtus nervofis. Syfi.
Nat. Xlït Gen. 3J0, p. 206. Veg. XIII. Gen. 333. p. 228.
H. Cliff. Ups, Fi. Suec. Mat, Mei. R. Lugdb. 97. &c, &c.
Gbon. Fïrg. 42. Paftinaca tenuifol. fylveftris Dioscoridis vel
Daucus Officinarnm. C. B. Pin. 151, mor. Hifi. S. 9. T .
13. f. 2. Paftinaca tenuifolia fylveftris. Dod. Tempt. 679,
I. OB. Icon, 722. g , Paftin. xenuifolia fativa Rad, luteü. C.
B. Pin. i i i . y. Daucus fativus Radice atro- rubente,Tournf.
Inft. 307,
n . Die l . VIII, sw«.