448 A g t m a n n i g e K r u i d e n .
IV, (3 ) Basterd- Wederik met gepaarde Lancetvor»
A *»® - mige Zaagswys’ getande Bladen, die afloo■
H o o f d - pende de Steng omvatten.
S T U K .
ni. De ruigheid der Bladen maakt d eeze, die
hnfut™. overal onder de eerfte o f op de zelfde plaatfen
Ruige. groejt fover kenbaar. Z y wordt ook, zo wel
als die , Herba Antoniana van fommigen genoemd,
’t welk men St. Anthoni’s- Kruid vertaa-
len kan, en misfchien afleidelyk is van dekragt
tot verdryving van vergiftige Dieren o f booze
Geeftèn , welke ’er aan toegefchreeven wordt.
D e Duitfchers noemen h e t, om die reden, Un-
holden- dat is Tover - Kruid. Het zou ook daar
op kunnen zien, dat de Bloemen, op Azyn gez
e t, dienftig geacht wórden tot verdryving van
de Roos, genaamd St. Anthoni’s Vuur. Anderen
nóemenze beiden Filius ante Putrem, dat
is , ’t Kind voor den Vader; ’t welk meer ei-
genfcbap heeft, als daar op zinfpeelende, dat
de Haauwtjes zig eer vertoonen dan de Bloem.
Dit Kruid is ruigachtig en heeft den Voet der
Bladen in ’t midden hooger dan aan de zyden.
Het komt voor met grootere en met kleinere
Bloemen , en van dit laatfte heeft mqn eengroo-
! ' C ' T te
(i) Epilobium F o l . o p p o f i t is L a n c e o la t i s fe r r a tis 8cc. H.
Cliff. R.. Lugdh. Fl. Suec. Belg. G e R . Prov. & c . & c . L y f i -
m a c h ia f i liq u o f a h ir fu ta m a g n o f lo r e . C . B . Pin. 2 4 5 . L y f i -
m a c h ia p u tp u r e a . FUCHS. Hifi. 4 9 1 . Icon. 2 7 9- fl. t y s . f i l iq .
h i r fu t a p a r v o f ie r e . C . B . Pin. 2 4 3 . Proir. \i6. H A L L . Helv.
4 0 $ . O E D . Plan. 316.
te Soort, wel twee Ellen hoog en een kleine * \
maar een Voet hoog opfehietende , volgens ix*
BAüHiNUSk H a l l e r merkt die met groote Hoofd*
Bloemen als dehoogtte van allen aan j groeijen-ST^ ^
de, aan den Waterkant, wel eens Mans lang- «j*. on*s ■ *
te hoog. De Bloem van deeze is een Düitn
breed en donker paarfch, die der andere bleek
rood* Beiden komen zy ook voor met witte
Bloemen.
(4) Bafierd- Wederik met gepaarde Êyronde £
getande Bladen. tnontananik
Bergmin»
(s) Basterd-Wederik met Lancetvormig ge- nende*
kartelde Bladen, de onderfien gepaard; de TnZgo-
Steng vierhoekig»
, ge.
(6) Bafterd- Wederik niét gepaarde Lanceu vr
vormige effenrandige Bladen ; dé Bloem- .
blaadjes uitgerand i de Steng regtopfiaande.g?6™^*
(7) Bas-
(4) Èp'Mium Fol. oppofitis OvatiS dentatis. H. Cliff. R.
higlK Scci Fl. Saff. Lapp. Belg. Prov. Sic. Lyfimachia Si-
liquoih glabra majori C . B . Pin. 24J. Pfeado - Lyfimachiiirö
purp. primurri. DOD. Pompt. 85. Kruidb. 11 j.
( ï ) Epilobium Fol. Lanceolatis Denticulatis , imis oppofitis
, Caule tetragono. Göuan Monsp. 194. Lylim. Sttliquoia
glabra minor. C. B. Pin. 24j. Raj. Hift. sbi. ChainsÉnetiön
glabrmn minus. Tobrnf. In ft. 303. WilLICH. Obs. 69.
(6) Epilobium Fol. o p p o f it is L a n c e o la t i s in t e g e r r im is &C.
Fl. Suec. Belg. 8cc. Epii. Fol. li-nearibus. Fl. Lapp. 149. IU
Lagib. 251. Lys. Siliq. glabra anguftiiolia. C . B. Pin. *4j»
F f
I L D i e l , V i n , S t u k »