96 B e s c h r y v i n g de r
IV.
A fdeel.
vx.
in de Runder - Valey van ’t Gebergte Baldo j
in _’c Veroneefche, waargenomen.
H oofdstuk.
var. Laferpi-
titim Ferit-
laceam.
Venkelbladlg.
ÏK.
Chironium.
Hartbladig.
(8) Laferkruid met Liniaale Vinblaadjes»
T o u r n e f o r t vondt in de Levant een
Kruid, dat hy Orientaalfche Cachrys noemde,
met dunnere Bladen van Ferula en een gewiekte
platte Vrugt. Hy merkt aan, dat de Bladen
meer naar die van Venkel geleeken, dan naar
die van ’t. gezegde Kruid. Zyne Afbeelding vertoont
het zeer fraay. De Wortel was, aan ’t
boven-end, een Arm dik ; de Kroonen een half
Voet breed, met geele Bloemen, en de Vrugt
met fmalle Vliesjes gevleugeld, doch Spongieus
of Kurkachtig, gelyk die- van het Nootekroon ,
bevattende in haare holligheid-een Zaad, dat
grooter was dan een Garftekoorntje.
(g ) Laferkruid met fcheef Hartvormige Bladen
en ruige Bladjleelen.
Deeze Soort hebben fommigen Chironium
genoemd, anderen Panax Heracleum. Het Loof
zweemt naar dat der Pinfternakelen, van welk
Geflagt het door de Ömwindzels onderfcheiden
wordt.
( t ) Laferpitium Foliolis Linearibus. Cachrys Oricnt. Ferula:
folio tenuiore > Fruftu alato piano. Touknï. Cor. 23. It. II.
p. 121. T. Reize p. 10e.
(9) Lajerpiüum Foliolisoblique Cordafij. Panax Heracleum.
JlPRiS- Hifi, III. p- 31S- S. 9. T. 17. 1- Panax P.iftinacae
folio. C. B. Pin. ij s . Panaces peregrinum. Dun. Ptmpt 309.
Panax altera recentiorum , Olus atri vel Paftinacs folio. LOB.
leen, 702, GoUAH Monsp. 14e.
•wordt. Dé Bladfteelen zyn zeer ruig. By Mont- IV.
pellier is de Groeiplaats op Rotfen: A fdeel»
(10) Laferkruid met naakte ongebladerde
fteelen, die half Klootrokde Kroonen hebben: x. '
de Vinblaadjes yeeldeelig , Liniaal en fpits.
Op de Ooftenrykfe Gebergten vondt de spitjbia;
Heer J a c q u i n deeze, wejke door den Heerd £'
H a l l e r op de Switzerfche Alpen was waargenomen
en eehigermaate verfcflilc yan degene,
die zyn Ld. , onder den naam van Alpjfch
Laferkruid, met de uiterfte Kwabbetjes kort,
yeeldeelig, hadt afgebeeld en befchreeyen.
H e R A c L e p m. Heilkruid.
Dit Geflagt kan , .om dat de naam op f a ,
na.ees , als een algemeen Geneesmiddel, is toegepast
geweest, biflyk Heilkruid geheten worden,
offehoon ’er geen Planten in voorkomen,
yvier Geneezende kragt berucht is by ,de heden-
daagfehen,
De Kenmerken zyn , een ovaale, uitgerande
, famengedrukte , geflreepte, gezoomde
Vrugt : de Bloempjes mismaakt , ingefneeden
en ingeboogen; het Omwjndzel ligt af vallende,
Zes Soorten, meestendeels Europifche, wpr-
■ .den er thans in opgefchreevcn, naamelyk;
(O Heilf
ip ) Laferpitium Scapo nu do aphyllo &c. La;. Foi. multL-
fidis Lanceolatis, Rad. Umbella: triAdis. Hall. entend. in APf,
.Héiv. V. p, 75.. jN. 29,2, Vide & Enum. Riant, fltlv. 441. T, i 1.
ii. Dj.el, VJJI. Q