IV.
A fdeel.
VI.
Hoofdstu
k .
VI.
Statiee
Ethici des.
RuawWadig
»
vn.
Speciofa.
Sierlÿk.
VIII.
'Tatarica.
Taitaiifch.
als ook in Griekenland en by Montpellier. De
Hoogleeraar P a l l a s heeft dezelve ook aan de
Zout-Meiren , in de Zuidelyke deden van Siberië,
fomtydsdrie Spannen hoog , aangetroffen.
( 6 ) Strandkraid met een gepluimde , ronde ,
Steng s die Leedjes heeft, de Bladen ruim.
De Bladen van. deeze Soort , welke aan de
Zeekust van Languedok en Provence groeit,zyn
veel kleiner dan die der Madelieven, doeh van
dergelyke-figuur, met oneffenheden, welke de-
zelven rauw maaken. HetStengetje is een Handpalm
hoog en heeft de Pluim gewricht met gegaffelde
Takjes. De Kelken zyn klein en fpïts:
de Bloemblaadjes uitgerand , bleek blaauw met
eene paarfcbe Streep.
(7 ) Strandkraid met een gegaffelde tweefnyden-
de Steng, Eyronde gefpitfie Bladen en vergaarde
Bloemen.
, (ff) Strandkraid met een gegafelde Steng, de
Biet-
(6) Stctlce Scapo panlculato tereti articulïto, fol. Icabrïs.
Limon, minus anituum bullatis foliis. MAGN. Monsp. 157.
T- ij«- Gouan Monsp. 157. Geh. Prov. 340. Gah. 28«.
(7) Statice Scapo dichuromo ancipiri &c. Limon. Flor, ele~
grntisfimis. Raj. Hiß- 397- Limonium elatius, Plantaginis
feliis &c. ARUM. Ruth. 129. Limon. FoHjs Lanceol. mu-
cronaris Radicalibns &c. GmEL. Sib. II. p. zzi. T. 91. f. 1.
(g) Statice Scapo diçhotomo &c. G M EL. Sfb. II. p. 223
T. 92. Limonium Or. Plantag. folio , Floribus umbellatis,
T ournt- Cor. z$. Bob a H. Lugdb. I. T. p. 75. Limon, ela-
tius 8cc. Amm. Ruth. 130.
Bladen Lancetvormig gefpitst, de Bloemen, .
overhoeks, van elkander afgezonderd. vj.
H oofd-
De Bladen van deeze beiden gelyken naar die stuk.
van Weegbree en leggen op den Grond, d o c h ^ ^ w
hebben een Doorntje aan ’t end: beftaande het
verfchil, volgens A m m a n , voornaamelykdaar
in, dat de eene de Bloemen in Hoofdjes'ver-
gaard , de andere Aairswyze geplaatst heeft.
Z y zyn in beiden wit. De eerfte is , volgens
G m e l i n , in geheel Siberie gemeen, groei-
jende dikwils maar een Handbreed , fomtyds een
Elle hoog; Het Landvolk aan de Irtis gebruikt
de gedroogde Bladen inAftrekzel, als Thee. Zy
leggen ook dit Kruid op Wonden en Gezwellen.
De andere, die als Kroontjes-Bloemen heeft,
valt in Tartarie.
( p j Strandkraid met een gepluimde Stengen 1Xm
Elsvormige fpitfe Bladen. ecITus
_ Steekead.
Den bynaam heeft deeze van haare lreekende
Bladen , naar die der Anjelieren gelykende, en
een Plag maakende die naar een Egel zweemt.
A L p i N u s noemde het Echinus of andere Boksdoorn.
(9) Statice Scppa panleulato , Foliis Subulatis mueronatis.
Limon. Fol. Sub. mueron. pungentibus. R. Lugdb, 192, Li-
mon. Oriënt, ftutescens. TOURNF. Cor. z j. Lira. Cespito-
fum fol. aculeatis. Buxb. Cent. II. p. IS. T. 10. Limon.
Gr»c. Junipari folio. Toubnf. Cor. 25. Echinus f. Traga»
cantha altera, Alf. Exot. 57. T. 56.
R 5