IV. den. In de Mikken der Takken zitten de Bloem-
Afdeel. jcroonen byna ongedeeld, niet zeergroot, met
H oofd- witte Bloempjes , doch die van buiten byna
«tu k . groen zyn , en daar op volgen diep geileufde
xkJ!‘Cwy' Zaadjes, nog kleiner dan die van de Peterfelie.
Groot is de verandering , welke dit Kruid
door de Kweeking ondergaat. Vanfcherp, wal-
gelyk en byna Vergiftig, wordt hetzelve een
zeer aaDgenaame Spyze , wier gebruik, tot Salade,
de Franfchen van deltaliaanen en wy vervolgens
van de Franfchen, geleerd hebben. Het
wordt zelfs zo aangenaam , dat fommigen het
Zoete Eppe hebben genoemd, houdende dezelve
voor een byzondere Soort; doch dit kan niet
, zyn, alzo het in de Noordelyke Landen, in
eenige Jaarentyds, in Wilde Eppe verbaftert.
Daar zyn Verfcheidenheden van, met roode en
witte Steelen , als ook met dunner en dikker
Struiken , welke laatfte Brabantfche Seldrie geheten
wordt. Men plantze in Greppels, en, als
*t Gewas zyne grootte heeft, worden die met
Zand gevuld , onder ’t welke de Seldrie haare
witheid krygt en eetbaar wordt. De Wortel is
onder de Vyf Openende in kragten de minfte
niet. Het Zaad geeft, door Defiillatie, een fcher-
per Olie zelfs dan Anys - Zaad. Ook telt men het
onder de vier Kleine Verwarmende Zaaden, en
in Windbreekende hoedanigheid is het geen van
de minden^ doch het menigvuldig gebruik zou
ook nadeeligzyn. HetuitgeperfteSapdesKruids
wordt voor een Koortsmiddel gehouden, en dient
tegen het Sebeprbpjk in de Mond»
b h h m b h h
i Ë G O P O D i u M . Gcrardskruid. IV.
Afdeel*
VI
Een langwerpig Eyronde geftreepte Vrugt hoofd»
onderfcheidt dit Geflagt, waar van de eenigfteiruK.
Soort ( i ) Wilde Kleine voortloopende Engelmr- Dkv**%
t e l is genoemd geweest door B a u h i n u s .
Dus heeft T o ü r n e f o r t ze ook in dat Geflagt
geplaatst en anderen noemenze Basterd- of
Wilde Engelwortel. De Echte heeft Omwindsels
aan de Kroontjes en deeze niet. D odo»
rséos merkt ze als een Wilde Soort van Mee-
fterwortel aan, en zegt, dat de Brabanders haar
Geraart-, dat is Gerardskruid heeten. Men noemt
het dus ook in ’t Franfch en Engelfch, doch
bovendien Goutwort of Voet -Euvel Kruid, naar
den Latynfchen naam Podagraria, die mooglyk
alleen daar van daan komt, dat men het op de
Velden met Voeten treedt. Anderen noemen ’t
Geiten - Poot, naar den Geflagtnaam, of ook Haa-
ne-Poot, en gemeenlyk Zevenblad, om dat het
zeven Bladen óp een Steel heeft. In Duitfch-
land noemt men ’t ook wel Wilder Holder, dat
is Wilde Vlier. v Het
( i ) TEgopodiura Fol. Caulinis furnmis térnatis. Syjl. Nat.
XIT. Gen. 365. p. 217- V'5- XIII. Gen. 36S. p. 241. H.
Clip'. R. Lugib. IIJ. Fl. Suec. 247. 2fis. GOUAN Montp.
I J 2. GER. P tov. 1S6. KRAM. Aujlr. s r . W ï IC . Pent. Rug.
J7. Rei«. Gei. 91. RUPP. Jen. zi.%. MAPP. Als. 23. VAILL.
Put. 13. Gort- Belg. 86. Angelica fylv. minor f. Erratica.
C. B. Pin. ij s - Tournf. Injl. 313- Herba Geraidi. Dod.
Tempt. 310. Podagraria. HALL. Helii. 427,
P 4
II. Deel. VIH» Stuk*