IV.
Afdeel.
xi.
Hoofdstuk.
yyfvj'j-
vig e.
T.
Van deeze drie, groeit de eerfte op de Alpen
van Switzerland en de Bergen van Provence,
als ook in Languedok, gelyk de tweede, die
ook in ’ t Ryk van GraDada , in Spanje , is
waargenomen. Deeze beiden zyn Wollig en hebben
S p e rg u la Jlrvenfis.
Gemeene
leggende , zeer Takkige Stengetjes, meer
o f min een Handbreed lang. De derde, omftreeks
Verona gevonden , is geheel glad en heeft een
opgeregte enkelde Steng , van een Voet hoog
en de Pluim in drieën gedeeld, uit Bloempjes
beftaande , welke ongemeen lang gefteeld zyn.
O f dit aanleiding tot den Bynaam gegeven heb»
b e , blykt my niet. Elders wofdt gezegd, dat
de Bloempluim gegaffeld i s , met kleine Lancetvormige
Blikjes, die aan de kanten Vliezig zyn ,
zo dat zy Eyrond worden ; de Bloemblaadjes
Homp; de Meeldraadjes tien , de Stylen drie
in getal.
5 p e it g ü l A. Spurrie.
De Kelk is vyfbladig , met v y f onverdeelde
Bloemblaadjes : het Zaadhuisje Eyrond, een-
hokkig en vyfkleppig in dit Geflagt, hetwelk
v y f , meest Europifche Soorten bev at, naa-
melyk.
( i ) Spurrie met gekranste Blaten en tienman-
nige Bloemen.
6 Dit
( i ) Sptrgula F o l . v e i t i c i l la t i s , F lo r . d e c a n d i i s . S v r f . Nat.
XII. Gen. 5SÖ. p. l i i l V*g' XIII. Gen. 586. p. 353> t i. Cfifi.
R.
Dit is de gewoone Spurrie, door geheel Eu-
ropa, hier en daar, op de Kopra - Akkers voor- Xi.
komende, en by ons in de. Zandige Bouwlanden L oofd-,
overal gemeen. Men noemtze, deswegen, Ak~ „
ker - Spurrie, en zy wordt in Brabant, inzon-^.
derheid omtrent den Herfst, veel gezaaid zegt
D o d o n j e u s , om tot Wintervoeder voor de
Beeften te verftrekken; doch in Engeland wil
het Rundvee ’e r .naauwlyks aan, zo R a y op-
merkt. L ö 'b 'è l , ‘ niettemin , z é g t , dat de Koéi-
jen de Spurrie zeer gaarn eeten en veel Melks
daar van geeven. In Holland wordt zy aange-
merkt als een Onkruid onder ’ t Koorn.
’t Is een Kruidje dat Stengetjes heeft van
een Span o f een Voet lang, veelal leggende en
kleverig , Kranswyze bezet met een menigte
dunne Blaadjes en aaq ’t end Bloempjes draa-
gende als die van Muur : weshalve T o u r -
n e f o r t het ook daar onder geteld hadt, op
\ voetfpoor van C. B a u i u n u s . De Bloempjes
zyn wit , en daar op volgen ronde Zaadhuisjes
, met zeer klein zwart Zaad.
(2) Spurrie ~met gekranfie Blaten en vyf man' 5
nige Bloemen• Niëtper.tandra.
Vyfmantü-
E. Lugdh. 4 5 1. GER. Prtv. 4 1 7 . GORT. Belg. 129. Fl.Suec. gie-
3 7 7 . S p e r g o la F r u f t u p e n d u l e . Fl. Lapp. 19 0 . S p e r g u la . D O D .
Pempt. 527. LOB. U. p, S03. AiGne Spergula difta major.
G. B. Fin. 231. HAM. Cnlt. VI. p. 149- T. I.
( z ) Spergula Fol. Ve.t. Flor. pentandris. Loe ïL. Itin. 143.
Gouan Monsp. 224. Ger. Prov. 417. Alfine Spergulx facie
minima. BOT. Monsp. 14. Gort. .Belg. 129.
X s ‘