IV. lie, met overhoekfe ongefteelde Bloemen be«
zet , die aangen aam van Reuk zyn , groen van
H oofd- Kleur, met de Meeldraadjes eens zo lang als de
s tu k . g ] o em } eD zeer lange , trillende , opleggende
yj, Meelknopjes. De Bladen zyn fmal, met kleine
Doornachtige Tandjes.
iv, (4) Boom - Aloë met geheel effenrandige Bla-
Agave ,
foeiida. den.
Stuikende.
Deeze Soort vcrfchilt van de anderen, doordien
de Bladen geheel zonder Stekels, niet dik,
flap en volkomen gelyk of effen van Rand zyn.
Aan ‘t begin, echter, zyn zy fmaller en dikker,
worden naar *t midden breeder, en eindigen in
een Punt die niet fcherp is noeh gedoomd.
Deeze Bladen vallen wel v y f Voet lang en vier
Duimen breed. Z y komen voort uit een dik
rond Stammetje , van een Handbreed hoog, ’t
welk de Wortel i s , die daarom Knobbelachtig
genoemd wordt, zynde met roode Vezels in de
Grond vast. De Bladen fpreiden zig in de rondte
uk van een Hoorn , die in ’t midden ftaat,
gelyk in andere Aloë-Planten. Z y hebben een
aanmerkelyken Stank. Van deeze Plant worden
voornaamelyk, in de Westindiën , daar de Inlanders
dezelve Biet noemen, de BJadvezels tot
Dragf4)
uigave Fol. integerrimis. Am. Attd. III. p. 22. Aloë'
Tol. integerrimis patentiusculis &c. H. Ciift. Hz. Aloë Arat-
ricana viiidi & rigidislimo Folio , Put difta Indigenis. Comm.
Hort. II. p. 3j, T. 18, Aloë Amer. Radice mbetofa minor.
FlX’H. Alm, 1$, T. 358- f. 3.
den, en in ’t by zon der op Kurasfau van de IV.
Schoenmaakers gebruikt : zo dat die Draaden Afdeel.
zeer fterk moeten zyn. De Afrikaanfche Boom-Hoofd-
a c h t ig e , met witte zeer welriekende Bloemen (*) , STUK-
die men lang in de Hortus Medicus alhier gehadni^ ono^ '
heeft, fchynt ’er in Gewas naar te gelyken. Hier
zyn de Bloemen by getekend, zo als men die
aan de Kaap waargenomen hadt.
A c o r u s. Kalmus.
Een Cylindrifche Bloemfteng, Aairswyze gedekt
met zesbladige naakte Bloempjes, die zes
Meeldraadjes,doch geenStyl hebben: de Vrugt
driehokkig.
Dus komen de Kenmerken voor van dit Ge- 1.
flagt, welks eenigfte Soort CO j in ons Land, caUm*L
zo de Heer L i n n ^e u s aanmerkt, gemeenerGeraeene*
dan elders , evenwel ook overvloedig groeit in
verfcheide deelen van Duitfchland, gelyk om-
ftreeks Weenen , by Dantzig, in Pommeren
in Switzerland, ja zelfs in de Zuidelyke deelen
van
(*) Aloë Africani Arborescens, F lo r . albicantibus f ra g ra n -
tisfimis. Comm. Hort. Am ft. 11. p. 7. t . 4.
(1) Acorus. Syft. Nat. XII. Gen. 430. p. 249. Vtg. XUI.
Gen. 434. p. 279- Mat. Mei. 16. R. Lugdi. $. GouAS
Monip. 182. H. Cliff. 137• Fl- Belg. 98. PI. Snee. 277,297.
Acorus verus f. Cal. Aromaticus Officinarum. C. B. Pin. 34.
Typha Aromatica Clava rugos.5. Mor. KOI. III. p. 24«. S.
i. T. 13. f. 4. ft, Acorus Afiaticus Rad. tenuiore. Heem.
f-tigdh, 9. j /1 Zeyl. 132. Acoruii). RUMPH. Amb. V. p. 178.
T. 72. f. i . Waembu- Hort. Mal. t i l p, 99, T . 60.
A a 5