;ftVl
IV. flagt, ’t welk twee Europifche Soorten bevat ,
Afdeel. Eaame]y^
Hoofdstuk,
( i ) Water - Kervel met de verdeelingen dér
i. Bladen wyd gemikt.
Pbellandrium
A-
4 natie um. Sommigen hebben dit Kruid, verkeerdelyk,
iiemeene, verward met de Groote Scheerling en het der*
halve Water - Scheerling genoemd, dat zeer oneigen
was. Men kan het,met veel meer reden,
Water - Kervel heeten. Vanwaar de Griekfche
naara, Phellandrion , oirfpronglyk zy , is dui-
fter. Het groeit aan de kanten van Rivieren en
Moerasfen, en in ondiepe Wateren , door geheel
Europa. By ons komt het Veel in Sloo-
ten en Graften voor, en de Verfcheidenheid *
welke Water - Duizendblad, dat Kroontjes draagt,
met Koriander-BIaden, by C .B a u h i n u s heet,
volgens R a y , in dieper en breeder Rivieren
van Engeland.
Het heeft een zeer dikke holle Stêng, die
onder by Verdiepingen Vezels uitgeeft, inden
Grond der Slooten , fomtyds opfehietende tot
twee
( i ) Pbeilandrium Folicmm Ramificationibus divaricatil.
Syjl. Nat. XII. Geu. 350 p. 213. Veg. XIII. Gen. 353. p.
236. Phellandrium. H. CUffi 100. R. Lagdb. 108. Fl. Saté.
238. VAILL. Paris. ifg. GOUAN Monsp. 143. Jac(£. Vind.
ja . REIG. Gedan. 88. Weig. Pont. Rag. jj. Don. Pempt
J9i. Ha ll. Htlv. 432. Cicutaiia paluftris tenuifoüa, c . B*
Pin. 161. Cicutaria paluftris. Lob. Ie. 73 s- fl, Millefoliuir,
Aq. umbellatum Coriandri folio. C. B, Pin. i t 6. Millefoliam
Aq. Maxth. Diose. II. p, 484.
twee Ellen hoogte, maakende een zeer Takkig IV.
Gewas, als een Boompje, met groote Bladen, AfdeE£«
die fyn verdeeld zyn. De uiterfte Blaadjes, zegt Hoofd-
H a l l e r , zyn half gevind en Lancetvormig: STU8:*
de Bloemkroonen niet zeer groot. Het Zaad,
dat Kruiderig en fcherp is , van ouds berugt tot
Geneezing van Vuile Zweeren,Knoestgezwellon,
Kankers en 't Heet Vuur, vindt men op nieuws
aangepreezen door den Jongen Heer H e i s t e r .
Zyn Ed.’ ze gt, dlat dit Kruid, in Duitfchknd,
Water - Venkel, Paarde-Venkel o f Wilde- Venkel}
genoemd wordt; zynde het Zaad daarvan
by het Gemeen, reeds lalig tot alle Wonden ,
Zweeren en aanmerkelyke Kwaaien, als een algemeen
Geneesmiddel in gebruik geweest. Het
heeft , volgens zyn E d . , een zeer Balfamieke
hoedanigheid , ftrekkende , zo tot verfterking
der Vaste Lighaamsdeelen , ak om, door eene
zagte prikkeling , de taai j e , Lymerige Vogten
beweeglyker te maaken. Een Vierde Loots,daar
van, wil hy dagelyks eenige maaien ingeuomen
hebben. Hy , noch zyn Vader, de vermaarde
L a u r e n t i u s H e i s t e r , hadden,in Pa.
tienten met Wonden en Zweeren behebt, ooit
eenige kwaade uitwerking daar van gezien;
maar hetzelve , naar oogenfehyn, dikwils met
vrugt gebruiken haten ( * ) .
Volgens den Heer G meli n werdt het Phellan
(*) D. El . Frid, HeiSt e r i , Ob/erv. dt Pkllanirit 6cc.
Eph. Nat. Cur. Vol. V. p. 4S0,
II. Deel. VIII. stuk.