IV.
A fd eel .
x i .
H oofd»
s tu k .
DrievJ'jtiige,
654 T ien ma n Ni ge K r u i d e ^
Arenarid
Peploides.
Potfeleinbiadig.
A tf e n a r 1 a . Zandmuiir*
>c Verfchil van dit Geflagt met het voorgaan. I
de, beilaat inzonderheid daar in , dat de Bloemblaadjes
onverdeeld z y n ; ’t welk een blykbaar
Kenmerk uitraaakt. Voorts hebben de vyfen-
twintig , meest Europifche Soorten , die hetzelve
behelst, altemaal eene meer o f min Muurachtige
geftalte, zo wel als die van ’t voorgaan-
de. Veelen hebben de Groeiplaatsop Zandgron- j
den, waar van de benaaming.
( i ) Zandmuur met Èyronde [pitje Vleezige,
Bladen«
Men noemt deeze, die in onze Zee-Duinen
op verfcheide plaatfen, als ook op de Stranden
van Vriesland en elders , byzonderlyk in de
Moordelyke deeleh van Eur o p a g r o e i t , gemeenlek
Zee-Porfélein; om dat zy rondachtige
dikke Blaadjes heeft, byna als die van’t bekende
Kruid, dat wy Porfelein heeten. Overvloedig
komt zy voor, aan den voet der Laplandfche
Bergen, daar die afloopen in den Noorden Oceaan.
L ïnnjEüs vondt dit Kruidje op ’t Strand van
Oeland, dat in de Oostzee, tegenover Kalmar,
' aan
( t ) Arenaria Fol. ovatis aciftls Catnofis» Syjl. Nat. XII. I
Gen. 364. p. 3iz. Veg. XIII. Gen. 359. p. 353- Fl. Befr
tzz. Saec. 373 , 39S. Lapp. 149. Alfine Littoralis Folils
Portulacac. C. B. Pin. 251- LOËss, Prat/. \z. T. 2. Tdt‘
phiutn maiitimutn Pormlacas folio. Buxb. A ii. III. p. -7-'
Anthyllis niarititna Lentifolia. Comm. Heil, 11. K.EIQ. Gt‘
dan» 121*
aan de Klist van SWeeden legt. Het valt ook y *
op de Pruisfifche Stranden en is door den He erAFx u *
L o e s e l afgebeëld. Hoofd-
Dit Plantje heeft kruipende W o r te ls , waarSTUK* _
uit veele laage Stengetjes fpruiten , kruislings Tr’& n,a*
bekleed met B la ad je s , als gezegd is , en op den
top vry groote Bloemen draagende, zegt R e i -
ü ë r , die het by Dantzig heeft waargenomen.
(2 ) Zandmuur m et È yronde gekielde , enige- ir.
krom de, viervoudig gefchubde B laadjes, utraque.
tra.
Veele enkelde Stengetjes van ‘een Vinger hoogVierkantig,
heeft dit Kruidje en draagt een gefteeld Hoofd-
je , doorgaans van v y f o f minder B lo empjes,in
een vyfbladïge Keik begreepen , zynde hec
Zaadhuisje eenhokkig en vyfkleppig. H e tg ro e it,
zo wel als ’t volgende, in de Zuidelyke deelen
van Europa, hier en daar op de Bergen.
f 3 ) Zandmüür m et ftom p È yronde B la a d jes, iir»
leggende Stengetjes en tweebloemige zyde-
lingfe S teeltjes. «»s-
(4) Zandmuur m et flomp È yronde B laadjes en iv.
een zydelïn gs tweebloemig S teeltje. D it zydMoe-*4
nikt
(5) Arenaria Fol» ovatis , carinatis, recurvis qnadrifariam
imbricatls, Caryophyllus Saxanlis EricatfoliuS rarnofus iepens.
C, B. Pin. 211. Prodr. 12J. BUIIS. XI* 13 S* g , Gyplbphila
“Êgtegata. Sp. PI, 5? 1, Magn, Monip. 53. T. s.Gfca. Prov. 403,
( 3 ) Arenaria F 0.1. obovafis obtuf is &c. Mant. r i .A r e n a i id
Caulè recto proftraro, Fol. ovatis. HALL. entend.4. N. 19$,
(4; Arenaria Fol. ovatis obtufis, Pedunc» iateiali biflotOi
GmEL. Sib. IV. p, IJ9»
Rr