282 V y fma n n ï c e K ru id en.
IV.
A fdeel,
VI.
H oofdstu
k .
xv.
Linum
Arboreum.
Soomachtig.
XVI.
Campanttlatum.
Xlokbloeaiig.
In ’t Rykvan Valence, dat tot Spanje behoort;
groeit deeze, volgens den vermaarden Kruidkenner
T o u r n e f o r t .
(15) Vlafch met Wigvormige Bladen en Boomachtige
Stengen.
A l f i n u s kreeg van ’t Eiland Kandia,onder
den naam van Boomachtig Vlafch, een Tak van
een Plant, welke de Bloemen, VrugtenenZaa-
den, volmaakt naar die van Vlafch gelykeude,
hadt. Zy is , zegt h y , Boomachtig, hebbende
tengere ronde Takken, fcheef geftrekt en zwart
van Bast: met Bladen als die der Myrthen by-
na geheel bedekt, en aan de toppen Bloemen
draagende, die geel van Kleuren zeer bitter waren.
De Vrugt, van grootte als Cicers, bevatte
vier Zaaden, aan die van het Vlafch volkomen
gelyk. ’t Gewas groeit, volgens L i n n ^e us ,
öok in Italië.
(16) Vlafch, welk het Grondftuk der Bladen,
wederzyds, Klierig geftippeld heeft.
T o t de Klokjes is deeze betrokken geweest:
want de Bloem heeft eene alszjns Klok vormige
ft-
( i j ) IAnum Fol. Caneifoimibus , Caul. Aiborescemibus.
Alp. Exot. 19. T. is.
(16) Lir.um Fol. bafi utiinque &c. Gouan Monsp.jsg.
Gsr. Prtv. 410. Lin. fylv. luteurn Fol. fubrotandis. C. B.
Pin. i ü . Rapunculus nemor. anguftif. ld. 93. Camp. lutea.
Linifolia Montis Lupi. Lob. Ic. 414. Campanula Linifolia
lutea. J. B. Hifi. U- p. 817.
P e n t a n d r i a . 283
figuur. Men vindt het Kruid op den Berg van IV.’
St. Loup by Montpellier, als ook in de Zuide- FyJJ>L'L*
lyke deelen Provence, De Stengetjes zyn maar Hoofd-
een Vinger lang, hoekig enloopen dikwils aanSTÜK*
\ end uit in drie grootegefleelde Bloemen, m e t ■
Lancetvormige fpitfe Kelken. De onderfte Bladen
zyn breed en rondachtig; de bovenden als
die van Vlafch: de Bloemen geel.
(17) Vlalch met gepaarde Lancetvormig Lint- xyir.
aak Bladen, de endbloemen gefteeld. a/tkonum.
Deeze Soort, in de Leidfche Akademie Tuin, . - kaanlch.
zig bevindende , was uit Afrika afkomltig.
£18) Vlafch met de Bladen hy de Bloemen Lan- xvur.
cetvormig en gepaard, de Bloemen over hoeks
en ongefteeld', met Kelken zo lang als de bioemig.
Bladen. t
Op Kleijige Velden van Italië groeit deeze,
die de Stengen hoekig, elfen, in twee öf drieën
gedeeld heeft j de Bladen wederzyds van
agtefen met een bruine Klier, die aan de Stengen
overhoeks en Lancetvormig, aan de Takken
(17) Lir.um Folii’s oppofitis lineari - Lanceolatis Sec. R.
Lugdb. 434. Lin* Africanum litteiim Fol. conjpgatis. Boebd.
Lugdb. ï. p. 2S4.
( i s ) Lir.um Fol. Florifêris oppofitS Laiiceólatis &c. H.
Clip'. 1 14. Linüiri Tutéum ad fingula Genicula floridum. C.
B. Pin. 2I4. Möris. Hifi. II. p. 574. S. s• T. 16. Li j . Lin.
luteura fylv. latifolium. Col- Ecphr. II. p, 79. T. So.