IV. zige kanten; de Bladen gepaard , eenigermaate
V ï ï ? Lancetvormig , ongedeeld en Haairig ruig. Aan
H oofd- ’ t end komt een gegaffelde Bloemfteel voort,
s tu k . m?t eenzaame , yierbladige, roode Bloemen,
^ die Zeisfenvormige geele Meelknopjes hebben,
dwars op de Meeldraadjes geplaatst. Hierom
noemen fommigen het Ankerbloerri. De Vrugt is
langwerpig , dikbuikig , met een famengetrok-
ken Mond. Men noemt het ’e r , volgens C l a y -
t o n , ook Soepkruid.
n. (a) Rhexia met kemthaairige Bladen.
Rhexia
Maryiand- ■ ' Deeze .y in Maryland waargenomen » heeft
dergelyke Bloemen én is geheel ffekelig , de Kelk
bezet met Borftels, die aan ’t end gelternd zyn.
Z y valt ook in Brafil. , i| s2
ht. f j ) Rhexia met overlmkfe, gelleeld'e § vyfdee-
£ * * * lige OxeWoemen.
Westindi- '
fche. Deeze Wesdndifche , door B r o w n e A cifanthera
genaamd , heeft Houtige Roedswyze
Stengen , met vierhoekige Takken, en driefib-
bige Eyronde , gekartelde Bladen, tegenover
elkander. De Bloemen komen eenzaam voort,
gelyk in de andere Soorten.
O e»
( z ) Rhexia Fol. ciliatis. Lyfimachia non papp. Tetr* Ma-
tianx 8cc. Pluk. Mant. u j T. 428- f. 1.
ƒ3 > Rhexia Flor. altemis Axillanbiw pedunculatis &c. Ami
Acad. V. p. 395. Acifaatheta ere&a Ramofa 8cc. B r oWN.
Jam. 217. T. 22. f. 1.
O e n o t h E r a. Onarr 1. IV*
A fd e e l .
Die Soorten van Planten, welken T o u r n e .Hoero*
f o R T in het Geflagt van Onagra hadt geplaatst, stu k . .
zyn door den Heer L i n n ^e u s met deezen Mono-
Griekfchen naam, die van T h e o p h r a s t o
afkomftig is en een foortvan Lyfimachia betekend
heeft, beftempeld. Men moet denzelven
als Enothera'of Oinothera uiefpreeken.
De Kelk is vierdeelig met vier Bloemblaadjes
en het onderfte van het Bloemfteeltje wordteen
Rolrond Zaadhuisje met ongepluisde Zaadjes, in
vier hokjes vervat.
In dit Geflagt komen tien Amerikaanfche Soorten
voor, naamelyk «88 M& 'mmimM öSslSlÉSI (x) Onagra met Eyrond - Lancetvormige vlakke t.
Bladen, de Steng Doornachtig ruig. hhnTil
Tweejaaü-
Dit Kruid , in Virginie en andere deelen vange'
Noord-Amerika natuurlyk groeijende , is, 'nu
ruim anderhalve Eeuw geleeden , in ons We-
reldsdeel overgebragt en aldaar zodanig genatii-
ralizeerd, dat men het thans, uit gevallen Z aad,
ovér-
(1] 0 ‘ntthera Fol. ovato- lanceolatis planis &c. Syji. Nat.
XII. Gen. 464. p. 263. Vég. XIH. Gen. 4159. p- 299. H.
Clif. 144. R. Lugdh. 251. GOUAN Monvp. 192. F l‘. Belg.
109 GRON, f'irg. 2J4 , 5 8- KALM. hin. 111. p. J09- Lyfi- ' ’
nrichta lutea corniculata. C. B. Pin. 245, si6. MouiS-üy?.
11. p. 271. S. 3. T. 11. f. 7- Hyoscyamm Virginianus. Alp.
Exot. 325. T , 324. Onagra larifolia. TOURMF. Injï, 302. -
E e 3