IV. zien zyn met drie Stylen. Waarfchynlyk zal 'er
Afdeel. verfchü tusfchen deeze en de Sweedfche zyn,
JfooFD* welke, volgens L innaeus, vier Stylen heeft.
S T U K *
vi. (6 ) Lychnis mqt tweedeelige Bloemblaadjes,
SMrica‘S een SeSnffe^ e Sten& en de Bladen eeniger*
S ib e n f c h e . yiaate Stekelig.
g?In Siherie groeit, volgens Gm el is, deeze,
die de Geftalte heeft van het Grasbladig Veld,
Laars, maar een overblyvende Wortel en minder
gladde Bladen , zynde voorts door dg vyf
Stylen daar van onderfcheiden.
vu. ( 7 ) Lychnis met tweehid%ige Bloemen.
* Dieted.
T w e e h u i - Gemeen is deeze door geheel Europa. In Provence
groeit zy op dorre Steenachtige plaatfen
langs de Haagen en Wegen : in Oottenryk op
de Velden en Graslanden: by ons op Schaduwachtige
plaatfen, aan de Zanddykjes der Wegen
tusfchen Alkmaar en Haarlem; als ook overal in
het hooge gedeelte van onze Provinciën, alwaar
men
(<5/ Lychnis P e t a l i s b if id is , C a u l e d ic h o t om o , P o l . fub-
h i f t i s .
( 7 ) Lychnis F lo r ib u s d io i c i s . H. Cliff. 1 7 1 . R . Lugdb,448«
ttOüAN Monsp. 223. GER. Frov. 4 1 7 . Kr am , Aafir. 129.
Tl. Satc. } 6 1 , 4 .1 1 . Ft. Belg. 116. L y c h n i s f y I v . f . A c ja a tica
p u r p u r e a ( jm p l e x . C . B . Pin. 2 0 4 . JMelandrium P l in i i g e n u i -
p u m . C lus. Hifi. I . p . 2 9 4 . ft, C u c u b a lu s F lo r . herrn ap h rod .
p e n t a g y n is . H. Clifi. 1 7 0 . Lychn. f y l v . a lb a f im p ie x . C . B.
Fin. 2 0 4 . & m u l t ip le x . Ibid. L y c h n i s f e x u d i f t in f t a . Fol.
pvatis a c n t i s . Hall. Helv. 3 7 7 . L y c h n i s f y lv . Dod, Ptmpt>
3 7 1 . L o r . ie, 33s , 3 3 S . O c im o id e s . C a m . Epit. 739.
toen die met witte Bloemen meest aantreft;
komende die met paarfche Bloemen meer voor X1.
OP vogtige Weiden aan den Duinkant. Deeze Hoofd*
vondt de Heer H a l l e r , in Switzerland, m
Bosfchen, aan de Rivieren op de Alpen ge- „ia.
meener; terwyl de witte meest by Bern groeide
aan dorre Wegen. Dezelve , in de Tuinen
overgebragt, wordt ligtelyk volbloemig en dan
verder door Afzetzels vermenigvuldigd.
Z y is zonderling door het verfchil der Sexen;
zynde fommige Planten voorzien met gewiekte ,
-rolronde, ruige, kort vyftandige Kelken en tien
Meeldraadjes op twee ryën, als gewoonlyk:
anderen m.et Eyronde dikbuikige Kelken en een
vyfftylig Vrugtbeginzel, zonder Meeldraadjes.
Dit heeft zo wel in de Wit- als in de Paarfch-
bloemige plaats , doch in de eerfte heeft het
Zaadhuisje maar ééne Holligheid. Somtyds
komen van beiden ook voor met tweeüagtige
Bloemen, doch zeldzaam , en in de Tuinen
vindt menze beiden met dubbelde o f volbladi-
se Bloemen.
breede$ zagte, doch tevens ruige Bladen, die
gepaard zyn en eenigszins gegolfd, groeijende
met getakte Knoopige Stengen, ruim een Elle
hoog. By fommigen is het Ocymoides o f Ocy-
maftrum genoemd en ook, wegens de gezwollen
Kelken , tot het Geflagt van Cucubalus
betrokken geweest. Die met dubbelde paarfche
Bloemen wordt van de Hovenieren, in Enges
V v 4