IV
A fd e e l .
xi.
H o o fd s
t u k .
iv .
SSygopbyl-
lum jEiJlu*
ans.
Surinaamfch.
’ IX.
Sirkplex.
Ènkelbla-
tüg‘J
Porfeleinachtig Dubbelblad noemt, zynde zeef
gemeen in de allerdorfte Wildernisfen van A-
iabie (*).
(4) Dubbelblad met gepaarde , ongejleelde ,
flomp ovaale Bladen.
Door den Heer R o l a n d e r is deeze te
Suriname gevonden , en men beeftze te Upfal
aangekweekt; doch zy is aldaar, zonder Bloem
o f Zaad te geeven, verlooren gegaan. De Stengen
zyn Kruidig effen , verfpreid, rondachtig,
een Voet lang: de Bladen gepaard en ongefteeld,
met v y f omgeboogen Stoppeltjes.
(9) Dubbelblad met enkelde ongejleelde Rolronde
Bladen.
D e gedagte Heer F o r s k a o h l hadt, uit
Arabie , Zaaden gezonden aan den Ridder, die
te Upfal een teder Sappig zeer klein Plantje
voortbragten van deezen aart, doch ’ t welk ’er
niet gebloeid heeft. Misfchien zal het de laatst»
gemelde Soort, van hem aldaar gevonden, die
ook de Bloemen geel en de Blaadjes RolrOnd-
achtig hadt, geweest zyn. De Arabieren acht-
ten dezelve dienftig om Vlakken der Qogen weg
(*) Zygoph. Defertorum & Pomilacoides. Ihid.
($) Zyzophyllum Foi. conjugatis fesfilibus, Foliolis obo.
vatis reiufis. '
(9) Zygophyllam Foi. fimplicjbus fesfilibus Cylindcicis.
Mant. 6%.
te neemen, wanneer de verfche Blaadjes, in iv.
Water gekneusd, daar werden opgelegd. Abw zu
F A G O N I A.
H oofdstu
k .
De vermaarde T o u r n e f o r t heeft dit Ge- gpiil>.
flagt van Planten, ter eere van den Koninglyke
Franfchen L y f - A r ts , F A c o n > benoemd. Het
heeft de Kelk en Bloem, gelyk de voorgaan-
den , vyfbladig , de Bloemblaadjes Hartvormig;
het Zaadhuisje vyfhokkig, tienkleppig, met één
Zaadje in ieder Hokje. Voeg hier by de Drie-
bladigheid der Soorten, waar van het getal drie
is in dit Geflagt, naamelyk
( 1 ) Fagonia die gedoomd is , met Lancetvor- r. ^
mige , vlakke, effene Blaadjes. cretiea.
Kandia -
De Afbeelding van deeze vindt men by C .frhe .
B a u h i n u s , die dezelve Gedoomde Kretifche
Klaver o f Drieblad noemt. Het heeft, zegthy,
een langwerpigen gehaairden Wortel, die ver-
fcheide Stengetjes, van omtrent een half Voet
hoog, uitgeeft, naar den Grond hurkende,zeer
T akkig, hoekig , met drie fmalle Blaadjes op
een Steeltje , welke een Doornachtig puntje
hebben. Aan de Mikjes der Takken komen, boven
(1) Fagonia Spinofa , Foliolis Lanceolatis &c. Syft. Nat.
XII. Gen. $z6. p. 295. Feg. XIU. Gen. J31. p- 334- H.
Ups. 103. H. Cliff. 160. R. Ltigib. 461. G ouan Monsp.
aos. ToüRNF. Injt. 265. T. 141. Tiifolium Spinofum Cre-
ticum. C. B. Fin. 330. Prodr. 142. Clüs. Hifi- II. p’ 242.
K k 4