IV.
A f d ë e L
IX.
H oofd»
STUK.
Ecnwy-
vige.
pa, tot in Lapland , gemeen. Het komt met
breeder o f fmaller Bladen voor, en gelykt zeer
veel naar het Wederik in geftalte. Het groeit
zo hoog, dat men de Hutten der Bofch - Lap*
pen, dikwils,als met eene Bosfchagie daardoor
omringd vindt, die dezelven, wanneer het met
zyne fcboone purpere Bloemen praalt, zig als
Paleizen doet v e rto on en ,z o L in n j f .u s aanmerkt.
Men zal zig hier over niet verwonderen,
wanneer men zig erinnert, hoe de Meftvaalten,
Vuilnishoopen en Wildernisfen, hier te Lande,
*er dikwils door verfierd worden. Hoe fraay moet
dan die Landftreek in Switzerland, (door de ver-
woefting van het Bofch Bremgarten, daar de
Denneboomen, in ’t jaar 172.0, aan een Kwaal
geftorven z y n ,) welke ’er vol van is , met dit
Onkruid praaien. Op de Alpen komt eene Ver-
fcheïdenheid voor die kleiner is , naauwlyks een
Voet hoog, met zeer fm alle korte Blaadjes, naar
die van Rosmaryn gelykende, z o B a u h i n u s
aanmerkt.
Het gewoone Kruid deezes naams, heeft een
regte , ftyvé, gebladerde , nietTakkigeSteng;
bezet met langwerpige, fpitfe, weinig o f niet
gekartelde Bladen, die van boven glad, van onderen
Wollig z y n , en uitloopende in een Pluiin
van paarfche Bloemen, met Kelken van de zelfde
Kleur. Van de vier Bloemblaadjes laaten de
twee onder ften door eengroote gaaping den Styï
door , die dus nederhangt o f kn ik t, gelyk de
Meeldraadjes : het welk door T o u r n e f o r t
zeer
ztfer wel in Afbeelding is vertoond. Men vindt- I v *
ze ook met witte en met bonte Bloemen, ten
minfte wat de kleine Alpifche aangaat, die door H o o f d .
den Heer H a l l e r is afgezonderd. SÏUK*
( 4 ) Baflerd-Wederik met overhoekfe, Lan- ir.
cetvormig Eyronde Bladen en ongelyke la ü f u t ^ !
Bloemen► Breedbladige.
Deeze , die in Siberie groeit, verfchilt van
de voorgaande niet alleen door de Bladen veel
breeder, overhoeks en niet verfpreid, weder»
zyds met eene zagte Wolligheid bekleed te hebben
; maar ook , doordien de Bloemen eens zo
groot zyn. Het Merg o f Pit der Stengen wordt
door de Ingezetenen van Kamtfchatka , op den
Ooft el y ken uithoek van A fic , voor een lekker-
ny gehouden. Ook heeft men aldaar bevonden,
dat het Aftrekzel der Bladen tot de Gefting der
Heilkruid Bladfteelen gebruikt, meer Geest uitleverde
( * ) .
Aanmerkelyk verfchillen deeze twee Soorten
van de volgende: want zy hebben de Bloemen
ongelyk met geheele Blaadjes; de Meeldraadjes
om laag naar den Styl hellende,, den Stamper
neer geboogen ; de Bladen overhoeks en by ’t
uitbotten omgekruld: ’t welk in de anderen geen
plaats heeft.
(3) Bas*
( 1 ) Epiloblum F o i . a l t e w i s L a n c e o la t o - o v a t i s , F lo r . inse*
q u a 'ib u s . O ED . Datu 56$. G m E L . Sib. I . p . z i t .
(*) Z i e b la d z . 101 - ioj , h i e r v o o r .