IV.
A f d e e l .
X I .
H o o f d «
s t u k .
Drievjy-
V i g l .
I.
Gartdella
Nigella-
Jirum.
Nige! achtige
63S T i ENMANNIGE ËRUlÜEIf.
achtige uitfpruiting der Wortelblaadjes, ook
eeDige gelykenis naar het Huislook, en voert
dus daar van den bynaam niet alleen, maar ook
by fommigen den naam i wordende Zeer klein
B erg -Huislook met geele Bloempjes getyteld.
G a r i d e l l a .
Naar deü Hoogleeraar in de Kruidkunde, Ga*
ridell , van wien een uitvoerige befchryving
der Planten van Provence, omftreeks de Hoofd-
iiad Aix en elders groeijende, aan 't licht ge*
geven is, heeft de vermaarde T ourne fo rt
een Geflagt van Planten gedoopt; waar van de
Kenmerken door L innjeus aldus opgegeven
zyn.
Een vyfbladige Kelk als uit Bloemblaadjes be»
ftaande, met vyf tweelippige tweedeelige Ho*
nigbakjes en drie famengehechte veelzaadige
Zaadhuisjes.
De eenigfte Soort (1) , allereerst in Provence
ontdekt door gezegden Heer G a r i d e l l , is,
onder den naam van Kandiafche Nigelle met f o n kel
Bladen , door M orison voorgefteld en
af*
( l ) Garidella. Sjfi, Nat, XII. Gen. $66. p. 313. Veg.
XIII. Gen. 571. p, 3SS. T ournf. Inü, 6$u T. 430. H,
Cliff. 170. U f t . 108. R . Lugdb. 481. GOUAN Moiisp, 219,
Ge s . Prov, 390, Ga r is . Aix. 203. T. 39. Nigellaftrum
«ris Sc Fatnicul. foliis. MAGN. Hort. T. p. 143. Nigella
Cretica Fol. Feenieuli, C. B. Pin. 146. MOR. Hifi. III. p»
j i 6. 3, 12. T . is . f. 6, Oenanthe Indica femine Cofdato.
BaRR. Ie. 12400