IV.
A fd e e l .
v i .
H oofd*
stu k .
Tvmvi'jvige.
VII.
Ttrdylium
nodsfum.
KBOOpig.
In Switzerland groeit dit Kruid, met zyne ruu-
we Stengen, zode Heer H a l l er aantekent,
tot v y f Voeten hoog. Hier is het, aan de W e gen
immers , veel laager. De Bladen zyn ook
ruuw , donker groen , in '5t geheel driehoekig,
met de buitenüe Vinnetjes breeder. De alge-
meene Kroontjes zyn klein, plat en gedrongen*,
zy hebben maar ééne o f geene Straal, de by-
zondere v y f fmalle Straaltjes. De Bloemen, dik-
wils roodachtig gekleurd , zyn Mannelyk en
Vrouwelyk; daar op volgen Eyronde Zaadjes,
met drie Streepen gewiekt en vol van korte
roode Stekeltjes (*).
( j ) Krïelzaad mee enkelde ongejleelde Kroontjes
, de buitenfle Zaaden Stekelig hebbende
»
By het voorgaande , aan de Wegen en op
de Akkers , komt fomtyds een Onkruid voor ,
dat de Stengen knoopiger en aan die Knoopen
on-
(*) Deeze belchryving van dit Kruid , door den Heer Haller
, nagenoeg met die van Linn^us Mant. p. 330 overeenkomende
, en , zo wel ten opzigt van de Bloemen als
van de Zaaden, groote’yks afloopende van de Kenmerken van
dit Geflagt , doec my verwonderen , waarom het niet liever
In 't volgende geplaatst zy. Tourneeort heeft dit en de
volgende Soort, wegens de ftekeligheid van ’ t Zaad, tot het
Geflagt van Daucus betrokken.
(7) 'Toriyiium Umbell, limplicibus fesfilibus Sec. H. Ups.
Clifi. R. Lugdb. 5{. DALIB. Paris *J. ToURNF. Parts.
13. Caucaüs nodola Echinato femine, C. B. Pin, 153. Pr oir,
80, ]. B. Hifi, IIL p. 83.
ongefteelde Kroontjes heeft van dergelyke Bloe- IV.
men en Zaaden. M ee s e heeft het in Vries- Af®eei*»
land; ik heb het hier in Holland gevonden. Het Hoofd-
is door J. B a u h i n u s , als naby aan het voo-5™ *
rige komende, zo niet eene Verfcheidenheid Di^ niat
daar van zynde, aangemerkt. ZyDe Afbeelding
nogthans deugt niet. C. B a u h i n u s heeft het
byzonderlyk befchreeven. Hy hadt het van
Parys bekomen, zegt T o u e n e f o r t , alwaar
het zeer gemeen is aan de kanten der Wégen.
Het Zaad van de een en andere komt dikwils
onder ’t Koorn.
C. a u c a l i s. Doornzaad.
De Blommetjes-zyn geftraald,de middelften
Mannelyk of onvrugtbaar : zy hebben de Bloemblaadjes
omgeboogen uitgerand, en geheele Om-
windzels. De Vrugt is met Eorfteltjes gedoomd.
Zes Soorten, altemaal Europifche, vallen in
dit Geflagt, naamelyk
, (O Doornzaad met alle OmwindzelsvyfoladW; r.
het ééne Blaadje eens zo groot. ■ grarji/u
Dee- ra.
Grootblo?-
(1 ) Caucaüs Involucris pentaphyllis &c* Syst, Nat. XII, miSe*
Gen. 328. p. 20s. Ueg. XIU. Gen. 331. p. 227. H. Cliff. 9U
R, Lugdb. 9 S. Gouaw Monsp. i 3J. Caucaüs ümbella con*
ferta Sec. Ger. Prov. 237. Cauc. Inv. univerfali pinnatifido
5cc. Fl. Suec, 22 j . DAllB. Paris 84. Va il l . Par. 31, &c.
Caucaüs Involucris latifoliis. Ha il . Helv. 448. Canc. Atv.
cchmata magno Florc. c. b . Pin. jSz, Eeltinophora Flor'e
C 3 tnsg.