A fdeel.
v i i .
H oofd«
stu k .
Eenvjyeuigc.
N . Aloë uit Afrika met Myterachtige- ge»'
doomde Bladen.
O. Aloë van Socotora , die fmalbladig is en
gedoomd, met paarfche Bloemen.
Deeze Verfcheidenheden van Afrikaanfcbe
A lo ë , komen daar in overeen, dat zy allen dikke
Vleefcige Bladen hebben, die een geelachtig
bitter en Hinkend Sap uitgeeven. De Bladen
groei jen in de meeften aan een dikke Steng, doch
in de v y f laatften komen zy getropt by den Wortel
voort; hoewel door den Ouderdom zig ook
fomtyds op een Steng verheffende, gelyk in de
E lfd e, welke, zo D i l l e n i u s oordeelt, de
zelfde is als de Agtfte, hebbende de Bladen ook
gevlakt. De Steng zit als een Paaltje in de Grond,
uitloopende in veele Koordachtige Vezel - W ortelen.
Altemaal, behalve de Negende, hebben
zy de Bladen, die in allen meer o f min rond
van Rug en hd van binnen zyn, op de kanten gewapend
met fcherpe, fterke en kwetzende Doornen.
De laatfte, van 5t Eiland Socotora, aan
den ingang der Roode Zee , afkomftig , h e e ft,
volgens C o m m e l y h , een Sap, dat wel ook
geel en bitter is , doch minder vies van Reuk ,
gelyk die der beste A lo ë , rfaar dat Eiland genaamd.
K. Aloë Aft. Mitriformis finnofa. D i L L . Elth. 21. T. 17:
F. 19.
o . AloëSuccotrina anguftifolia fpinofi, FI. purputeo. Comm.
hort. I. j». 91. T. 43. Aloë Americana Ananx Flatibus fu*<
verabcntibus. Pluk . Alm. j j . T. 2+0. f. 4.
naarrrd. De meeften zyn uit den Amfterdamfen jy ;
Kruidtuin afgebeeld , en veclen bevinden zigAfoEEL,'
in de Broeihuizen van voornaame Liefhebbers. Hoofd*
Men vindtze byna allen, en nog veele anderen , stuk.
met Kleuren in het Kruidboek van W e in-
m a n n , op meer dan dertig Plaaten, zeer na-
tuurlyk voorgefteld. Tw e e voegt de Ridder
nog , als Verfcheidenheden , onder byzondere
naamen, by deeze Soort; te weeten
P. Aloë met opftaande Elsvormige Wortel- au?
bladen , die overal bezet zyn met weerlooze*“^ '^
Doornen.
Deeze wordt Laage Aloë genoemd, om dat zy
kleiner dan de voorgaanden v a lt, hebbende de
•Bladen maar vier Duimen lang, wederzyds bezet
met Wratten en naauwlyks fteekende Doornen
, en uitloopende in een Punt, die naar ’t
midden van de Plant is ömgeboogen. Tweemaal
*s Jaars fchiet zy een Bloemfteng, zelden hoo-
ger dan anderhalf Voe t , welke roode Bloemen
draagt, die aan ’ t end groen zyn, by den top
vergaard als in de anderen. Het Sap was in *t
eerst een weinig bitter, doch aanftonds zoet
wordende, bevonden.
Q . Aloë met getropte , Scheedachtige, ge- au?
■ v]ak.vfra’
V,aK Echte
Aloë. ,
P . A lo ë F o l . e r f i& ï* S u b u la t is r a d ic a t ls Sec. H. Cliff. i j l ,
R. Lagdb. 24. Aloë Aft. humilis &c. Comm. Prul. 77. T-
ZS. Rut. 46. X. 4S.
Q; Aloë Fol. Spinofis confertis , dentatis, vaginantibus,
planis maculatis. Mat. Mei. 16®. H. Clif. 1 3 0 . Ups. * s .
Z 3
lb Pu l . VIII. Stuk»