IV.
A fdeel
VI.
H oofdstuk.
ii.
Phelland
r ium A Iu i
tdlina.
Switzer-
Jc'neï
landrium Aquaticum , in Tartarie , een doode-
lyk Vergift geacht voor de Schaapen ; zynde
hetzelve, reeds lang, als nadeelig voorde Paarden
aangemerkt geweest. De Ridder L in»
h ä ö S ) .(zegt hy} dit Kruid zorgvuldig, zo
zelf als door zyne Leerlingen, onderzogt hebbende,
beiloot, dat niet zo zeer dit Kruid, als
het Olyphant-Torretje,daar opbevinddykf*),
hiervan wel deoirzaak kon zyn. Het groeit ook
op vogtige plaatfen in de Zuidelyke deelen van
het Rusfifch Gebied ( f ).
(2) Water - Kervel met eene byna naakte Steng
en dubbeld gevinde Bladen,
Een Kruid, dat de Switzers Muttry o f Mutteren
noemen , waar van hec misfchien den
naam Muttettina heeft, maakt deeze Soort uit.
De Groeiplaats is op hooge Gebergten der
Zuidelyke deelen van Europa, inzonderheid
op de eïgentlyke Alpen, alwaar de Runders ,
door hetzelve te eeten, niet alleen veel, maar
ook
Corculio Paraple&icus. Zie decz# Nat. Hiß• I. D-IX
Stuk , bladz, 470.
( tl Gmei,. Reize durch Rusland. 1768 - 1770. Petersb.
1774. I. D. p. 162.
(z) Fbellandrium Caule fubnudo , Folris bipiimatis. Sefefi
Caule vix Ramofo Sec. Hall- Helv. 431. Mc um Alp. Ura-
bellä putputascente. C. B. Pin. 14t. Phellandrium Alp. Sec.
TeUKNï. Inft. Muttcllina vulgo in Alpibus diiäa. GESW.
>luttellina. J. B. Hiß- III. p. 66. CAMr Epit. 8.. Daucu*
awntanus. Clus- Pann. 70®,
ook een zeer Kruiderige Melk geeven. Het was IV.
van C . B a u h i n u s Alpifch Meum, met een AJyEE
paarfchachtige Kroon, genoemd, doch T o u r -H oofd«
n e fo r t bragt het, met reden, hier t’huis. EenSTUK>
goede Afbeelding , daar van , vindt men by Di&yn‘*'
C a m e r a r i ü s . De^ fleer H a l l e u noemt
het Sefeli en betrekt ’er'toe den Ooftenrykfchen
Berg - Daucus, door C L u s 1 u s befchreeven. Het
heeft, zegt zyn Ed. , een dikken Wortel, met
Stengetjes van maar eenige Duimen hoog en
hardachtige Bladen als van Kervel, die de Vin-
blaadjes fpits veeldeelig hebben. De Kroonen
zyn niet groot, zegt hy , en naakt, maar de
Kroontjes, paarfch van Kleur, daar zy uit be-
ftaan, hebben de Omwindzeltjes zo lang als de
Straalen of Bloemfteeltjes. Het Zaad is. half
ovaal, eer met een Kringetje dan met den Kelk
gekroond.
C i c u t a . Water-Scheerling,
De byzondere Kenmerken van dit Geilagt
zyn , een byna Eyronde uitgegroefde Vrugt.
De algemeene Kroon heeft ook geen Omwind-
zel; ’t welk hetzelve van dat der Groote Scheerling,
hier voor befchreeven, onderfcheidt (* ) .
On-
(6 ) Dit merkt wylen de Haagfe Hoogleeraar Schwenckk
aan , volgens L innsus , die de Kenmerken (in Gen. Plant.)
dus opgeeft : maat de Heet Ha leer zegt, dat zo wel de
Algemeene als byzondere Kroontjes een Omwindzel hebben;
't welk foratyds in de eetften byna ontbreekt,
K
II. DEEL V in , STUK.