IV. eten een Vinger lang , die een zeer aangenaa»
A ,vnfL* men Reuk verfpreiden en zelfs Honig uitftor-
H oofd- ten in Bakjes daar onder geplaatst.
STUI* Reeds in den jaare 1580, evenwel, heeft dee-
vigef*wy' ze Westindifche Aloë gebloeid in de Tuin van
den Groot Hertog van Toskanen , een Steng
fchietende van meer dan twaalf Ellen hoog*
Vervolgens bloeide ’er te Rome één, in de Tuin
van den Kardinaal F a r n e s e , hi ’tjaar 1*525;
een andere te Madrit, agt Jaaren laater, die
vyfentwintig Voeten hoog wierdt. In de voorgaande
Eeuw hebben ’er ten minfte nog twee
in Duitfchland gebloeid, en in deeze is, na het
Jaar 1730, het bloeijen deezer Aloë- Planten,
meest van Vera Cruz in Nieuw Spanje af-
komftig , zo gemeen geworden , dat men het
niet meer als iets zeldzaams befchouwt ( * ) . 't Is
bekend dat federt, zo te Leiden als hier te A m -
fterdam , verfcheidene gebloeid hebben. Dit
komt buiten twyfel daar van daan, dat de Planten
, in de Kruidtuinen van Europa aangekweekt,
door den tyd haaren daar toe bekwaamen Ouderdom,
van vyftig o f misfehien honderd Jaaren,
hebben bereikt ( f j , j^-lt
(* ) Te Leiden heeft deeze Aloë, de eerfte,maal zo veel
bekendis, in de Nederlanden, gebloeid *t jaar 1735.
( f ) Gemeenlyk Iaat men de Steng en Plant na het bloeijen verwelken
en verdonen 5 doch de Hovenier van 't Keizerlyke Hof,
te Weenen, heeft zodanig eene Aloë -Plant, met haare Steng,
dte ’er in ’t Jaar 17« o , of daar omtrent, gebloeid hadt, in het zeer
grooteB meihuis den Winter over in’t Leven behouden, en dus
daar aan, in t volgende Jaar, nieuwe Bloemen enrype Vrug-
ten, benevens een menigte Afzetzels, bekomen, u c o . Oh.
A p p . p . 3 0 7 .
H E X A N i> ft i A, 371;
Kit Gew as , dat men Aloë' Atnericana Major IV*
noemt, (inonderfcheiding van een kleine Soort, AroEE£“
die vo lg t, ) is thans in de Zuidelyke deelen van Hoofd*
Europa zo gemeen , dat men *er in Portugal STUK-
Haagen van maakt, naar ’t zeggen van L i n - n^ ‘M£r
NrEüs. Zyn Ed. verhaalt’, dat hetzelve,in de
Westindiën en Amerika, op drooge Steenachtige
Heuvels voortkomt. In Nieuw Spanje
groeit het zeer veel, wordende aldaar gebruikt
tot Omtüiningen der Landeryën en om de Woo-
ningen te befchutten voor den aanval van Vyan-
den en Verfcheurende Dieren* De Bladen naa*
melyk z y n , Tandswyze, op de zyden gewapend
met fcherpe Doornen en loopen aan ’t end
niet alleen fpits, maar in een dikken, Herken
en zo fcherpen Stekel u it, dat de Amerikaaneu
zig daar van als een Els bedienen, en ook de
Punten hunner Pylen dikwils daar mede waoe*
nen. De Bladen zyn Zeegroen en hebben een
Soort van Daauw o f Waafem, die maakt, dat
5er de Tekens der aanraaking met den Vinger
lang op blyven Haan. Men vindt *er een Ver-
fcheidenheid van, die de Bladen fmallcr, dunner
en groener heeft, doch voor ’t overige weinig
fchynt te verfchilien, De Wortel is voorzien
met veele Vezelen, gelyk in andere Soorten.
Hy geeft veele Afzetzels uit, die men zorgvuldig
wegneemt , om de Moederplant kragtig te
tnaaken.
T e vergeefs zou men hier de bitterheid zoeken,
die in de Echte Aloë-Plant heericht: al-
A a 2
Ei Dm,. viK. stuk. ZO