IV.
A fd e e l .
XI.
H oofd
STUK.
Tvjeevi)
Vi^e.
II.
Dianthus
Carthufi-
anorum.
Kaïthui*
zus.
de Zuidelyke deden van Europa in ’t wilde
groeit en van fommigen Gebaarde of Baard - Anjelier
genoemd wordt. In ’t Latyn heet menze
Armerius flos of Armeria, welke naam van het
'Franfche woord Armoires afgeleid wordt door
DodonjïuSj die zegt, dat men ze in Brabant
Keykens noemt, eene benaamiag, welke
zo veel zegt als Bloemtuiltje. In Duitfchland
geeft men aan deeze en haare mede -Soorten
den naam van Tonner* of Veld- Nagelein, dat
is Veld-Anjeliertjes.
(2) Anjelier met byna vergaarde Bloemen, de
Kelkfchubhen Eyrond gebaard , byna zo
lang als het Pypje; de Bladen Liniaal en
drieribbig.
Waarom deeze den bynaam van Karthuizers
voere, is my duider. Men noemtze in Vrank-
ryk le Bouquet parfait, dat is het volmaakte
Bloemtuiltje, volgens G ouan. De Groeiplaats
is, volgens den Ridder, op dorre lugtige Velden
van Duitfchland, Italië en Sicilië. Van de
voorgaande Soort verfchilt zy door de Bladen
de helft fmaller, ftyver en niet één maar drierib
( i ) Dianthus Flor. fubaggregatis Sec. H. Ups. Guett.
Stamp. 284. Gouan Monsp. 213. Caryoph. fylv. vuig. lati-
folius. C. B. Pin. 209. Car. Arvenfis Calyculo Flor. mime-
rofo. LOEs. Prusfi. 37. f. 7. y3. Car. (ylv. Flore rubro pluri-
mo de furamo Caule prodeunte. Seg. Ver. 434. t . 8. f. 2.
Armerius Flos primus. Dod. Pempt. 176. Armeria live Caryo-
phyllus minor fylveflris foi, latieiibus.LOB. Ie. 44«.
ribbig te hebben ; de Steng een weinig; ruuw: , ,
de Bloemblaadjes afttandig , van boven ruig j xi.
de Stampers langer dan het Pypje. Hoofd.
Deeze Soort is veel Anjelierachtiger dan de D iyn{d
voorgaande en heeft het Loof groener, wordende
, zo wel als die, in de Tuinen geteeld. D o-
doNjEus noemtze Keikens of gemeene Tuil-
tjesbloemen: om dat de Bloemen een volkomen
Tuiltje uitmaaken. Daar zyn van deeze, zo wel
als van die , aanmerkelyke Verfcbeidenfreden;
komende dezelve ook voor met dubbelde roo-
de en witte Bloemen , fraay voor ’t Gezigt,
doch minder aangenaam van Reuk. De Bladen
zyn breed in vergelyking met die der gewoone
Anjelieren , maar fmal, ten opzigt der eerfte
Soort.
(3) Anjelier wet vergaarde Bloemen',de Bloem- D™‘th, s
blaadjes tweedeelig, met drietandige Slippen: Ferrugineus.
Deeze gelykt naar de voorgaande zeer, maar^sachtl*
heeft de Steng dunner, de Bladen Grasachtiger
en meer gekield: de Bloemen insgelyks gebon-
deld en bleek geel of Strookleurig uit den
rosfen ; daar die der voorgaande Soort gemeen-
lyk paarfch zyn. De Groeiplaats der aangehaalde
van B a r r e l i e r , welke echter van de
bepaaling. verfchilt, was in Italiè..
(4) An-
(3) Dianthus Flor. aggregatis, Petalis bifidls , Laclniis trï-
dentatis. Mant. 563. Caryoph. montanus umbellatus &c.
Barr. Rar. 648- T. 497.